4.
?
Neem daarom de grootste zorg in acht bij de installatie van deze kabel. Splits deze kabel
nooit in afzonderlijke kabels. Gebruik geen kabels waarvan de draden gebruikt zijn voor
telefoonaansluitingen of voor het schakelen van bijvoorbeeld flitslampen, sirenes of relais.
5.
6.
7.
Basisinstallatie
Zoek eerst een geschikte plaats voor het controlepaneel. Monteer het controlepaneel in
de nabijheid van een netspanning- en telefoonaansluiting.
Daarna gaat u als volgt te werk:
Monteer controlepaneel, bediendelen, uitbreidingen, detectoren en sirenes.
Sluit alle uitbreidingen en bediendelen aan op databus, ervan verzekerd zijn dat de DIP
Sluit de accu en de netspanning aan.
?
Het controlepaneel zal niet werken indien alleen de accu aangesloten is.
·
·
·
8
externe relais of via de bijkomende uitgangen (open/collector) op het PCB, moeten
van het type SELV voltage zijn.
Gebruik een relais met een goede isolatie tussen de schakelcontacten en de spoel.
Plaats over de spoel van het relais een blusdiode (bijv. een 1N4001).
Als de relais wordt aangesloten op een open collector uitgang van het alarmsysteem,
dan moet dit relais geschakeld kunnen worden met 12 Volt DC. De weerstand
van de spoel moet groter zijn dan 400 Ohm.
De bekabeling van de databus wordt gebruikt voor de communicatie tussen het
controlepaneel en de bediendelen/uitbreidingen
Vermijd kabelgoten of buizen met netspanningleidingen, vooral wanneer deze kabels
bijvoorbeeld motoren of TL-verlichting voeden of krachtstroomkabels zijn. Is dit niet
mogelijk, gebruik dan afgeschermde kabel en sluit de aarding van de kabel alleen
aan op de netaarding in het controlepaneel.
Indien boven- en/of onderliggende gaten in de behuizing worden gebruikt om kabels
door te voeren dan moeten altijd geschikte bevestigingssystemen gebruikt worden,
bijvoorbeeld door gebruik te maken van geschikte montage wartels. Hiervoor mag
enkel materiaal gebruikt worden met een geschikte ontvlambaarheidklasse (HB of
beter).
Gebruik voor de aansluiting op de netspanning het aansluitpunt voor netspanning in
combinatie met vaste bedrading of een flexibel netsnoer aangesloten op een
geaarde netspanningaansluiting. Gebruik altijd geschikte kabelbandjes om de
spanningskabel te fixeren aan de daarvoor voorziene aansluitingspunten, gelegen
nabij het aansluitingspunt van de netspanning in de behuizing.
1.
In het geval van een vaste netspanningaansluiting plaatst u een werkschakelaar
in het 230 volt distributienetwerk.
2.
Het einde van de stroomkabel mag niet door middel van soldering worden
vastgemaakt.
schakelaars geconfigureerd zijn en de moduleadressen geprogrammeerd zijn. Deze
zijn later nodig.
Programmeer alle bediendelen met hun bediendeel- en partitienummer door gebruik
te maken van Q
(zie pag. 28).
Programmeer de opties op elk bediendeel (zie pag. 28).
Wanneer alle bediendelen geprogrammeerd zijn, de programmeermode activeren en
verlaten (modules en bediendelen worden ingelezen) of doorgaan met de
standaardisatie en programmeren van het controlepaneel en de modules, door het
toevoegen van gebruikers en het definiëren van de autorisatieniveaus.
CS-175-275-575 Installatiehandleiding