Figuur 14
1. Tandwielkast
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten
ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en
achterbanden moeten een spanning hebben van 172-207 kPa
(25-30 psi).
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste
bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine
optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren.
Bovendien zal de automatische tractiehulp niet naar
behoren werken als de bandenspanning onjuist is.
Pomp de banden niet te zacht op. Vervang versleten of
beschadigde banden met originele Toro-banden met de
juiste maat voor uw machine.
Torsie van wielmoeren of -bouten
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid
met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten
of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
Draai de voorste wielmoeren en de achterste bouten
aan tot 115-136 N·m. na 1-4 bedrijfsuren en opnieuw
na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om
de 200 bedrijfsuren aan.
Maaihoogte instellen
Maaidek, midden
2. Controle-/vulplug
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen
van 13 mm. Om de maaihoogte van het voorste maaidek in te
stellen, moet u de assen van de zwenkwielen in de bovenste
of onderste openingen in de zwenkwielvorken plaatsen en
vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan
de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de
achterste ketting aan de gewenste opening.
1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog zodat
de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet de motor
af en verwijder het sleuteltje nadat het maaidek is
opgeheven.
2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde
openingen in de zwenkwielvorken. Raadpleeg
onderstaande tabel om vast te stellen wat de correcte
openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken
3. Vulstukken
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een
maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout
worden geplaatst in de onderste opening van het
zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras
opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine
gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en
ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en
de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde
richting laten werken om het maaisel te verwijderen.
3. Verwijder de klemkap van de spilas
en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de 2
opvulstukken op de spilas zoals deze oorspronkelijk
waren geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om
ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele
breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal
afstandsstukken van 13 mm (raadpleeg onderstaande
tabel) op de spilas om de gewenste maaihoogte te
bereiken; schuif daarna de klemring op de as.
28
Figuur 15
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel
(Figuur
15)