G
-
I
EBRUIKERS
EN
NSTALLATEURSHANDLEIDING
Versie: 3.0 (09-02-2006)
Bij modellen met waterverwarming en/of -koeling
Controleer of de warmtewisselaar correct is aangesloten:
1. Verzeker u ervan dat de CV- of KW-installatie ingescha-
keld is.
2. Laat het toestel verwarmen of koelen.
3. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm (bij verwarming) of
koud (bij koeling) wordt. Het is mogelijk dat u hier even op
moet wachten.
4. Ontlucht indien nodig de warmtewisselaar.
Bij modellen met ventilatie
1. Controleer de afdichting van de buitenluchtdoorvoer: deze
moet tochtvrij zijn.
2. Controleer of de luchtklep zowel in open als gesloten toe-
stand goed sluit.
Als de klep niet goed sluit, is het mogelijk dat het toestel
niet waterpas hangt of dat het toestel niet goed wordt
ondersteund. Corrigeer dit.
3. Schakel de spanning uit, en controleer of de klep door-
voeropening automatisch afsluit. (U hoort daarbij een doffe
klap.)
4. Schakel de spanning weer in, en controleer of de klep weer
normaal functioneert.
I
NSTALLATIE
25