G
-
I
EBRUIKERS
EN
NSTALLATEURSHANDLEIDING
Versie: 3.0 (09-02-2006)
Bij wandmodellen
•
Plaats het toestel op een zo vlak mogelijke vloer zodat het
goed wordt ondersteund. Met de stelvoeten kunnen kleine
oneffenheden in de vloer worden opgevangen
•
Het toestel kan ook opgehangen worden aan de wand met
behulp van de vier sleutelgaten in de achterzijde.
•
Bij plaatsing op de vloer is borging niet noodzakelijk, maar
wel mogelijk met de sleutelgaten in de achterzijde.
Bij wandmodellen met ventilatie
•
Zorg voor goede ondersteuning. Anders sluit de ventila-
tieklep niet goed, en kunnen er tochtverschijnselen optre-
den.
•
Bij buitenluchtaanzuiging is borging aan de wand gewenst,
om een goede afdichting van de muurdoorvoering te ver-
zekeren.
Bij wandmodellen in combinatie met geluiddempende
aanzuigsectie
•
Plaats het toestel op de vloer en borg het aan de aanzuig-
sectie.
•
Het toestel kan ook zonder ondersteuning aan de aanzuig-
sectie opgehangen worden.
Bij plafondmodellen
•
Met behulp van de vier sleutelgaten in de achterzijde kan
het toestel aan het plafond worden opgehangen.
•
Ophanging aan draadstangen is ook mogelijk.
Bij modellen met omkasting
•
De zijkappen en frontplaat moeten na installatie nog ver-
wijderd kunnen worden, zodat de aansluitingen bereikbaar
blijven.
I
NSTALLATIE
17