I
NSTALLATIE
2.12
Zijkappen op toestel terugplaatsen
2.13
Kanaalstukken en roosters aanbrengen (accessoires)
2.14
Inschakelen en werking controleren
24
1
Alleen bij modellen met omkasting
1. Haak de zijkappen in de drie ogen aan de zijkant van het
toestel.
2. Bevestig de kap met de schroef 1 aan de voorzijde.
3. Plaats de filterlijst en bevestig deze met de kwartslagsluitin-
gen.
Alleen bij inbouwmodellen
Het toestel kan voorzien zijn van flexibele manchetten of van
flenzen waarop u kanaalstukken en roosters kunt aansluiten.
De montage van deze onderdelen is situatieafhankelijk en dient
naar eigen inzicht te gebeuren. Houd daarbij rekening met de
volgende aanwijzingen, zodat de prestaties van het toestel niet
verminderen:
•
Vermijd abrupte overgangen in de kanalen.
•
Houd de kanalen zo kort mogelijk.
•
Pas geen rooster toe dat veel kleiner is dan de opening op
het toestel.
•
Monteer flexibele manchetten op de aanzuigopening onder
spanning; dit voorkomt dat de manchet bij hoge ventilator-
toerentallen wordt dichtgezogen.
Bij alle modellen
1. Controleer de volgende aansluitingen:
-
voeding
-
besturingskabel(s) tussen bedieningselement(en) en
toestel(len) (indien van toepassing)
2. Schakel de spanning in en/of steek de stekker in het stop-
contact bij alle aangesloten toestellen.
V
ENTILATORCONVECTOR