452235.66.06 · 05/2012 · Rei
Montage- en bedieningsrichtlijnen
WWP S 6 ID - WWP S 18 ID
7
Montage
7.1
Algemeen
Aan de warmtepomp kunnen de volgende aansluitingen tot stand gebracht worden:
Vertrek/terugloop glycolwaterinstallatie
Vertrek/terugloop verwarming
Temperatuurvoeler
Stroomvoorziening
7.2
Aansluiting verwarmingskant
OPGELET!
Spoel de verwarmingsinstallatie voordat de warmtepomp aangesloten wordt.
Voordat de warmtepomp aan de kant van het verwarmingswater aangesloten wordt,
moet de verwarmingsinstallatie doorgespoeld worden, om mogelijk vuil, resten van iso-
latiemateriaal etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling ver-
stopt raakt, kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
Na installatie van de verwarmingskant dient de verwarmingsinstallatie te worden ge-
vuld, te worden ontlucht en onderdrukt te worden
OPGELET!
De maximale testdruk bedraagt verwarmings- en glycolwaterzijdig 6,0 bar(ü).
Deze waarde mag niet worden overschreden.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en suppletiewater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en suppletiewater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5µm)
Kalksteenvorming in sanitairwaterverwarmingsinstallaties kan niet volledig worden
voorkomen, maar is bij installaties met vertrektemperaturen onder 60 °C verwaarloos-
baar gering.
Bij warmtepompen voor gemiddelde en voor hoge temperatuur kunnen ook temperatu-
ren boven 60 °C worden bereikt.
Daarom moeten voor het vul- en aanvullendwater volgens VDI 2035 blad 1 de vol-
gende richtcijfers aangehouden worden:
Totaal aardalkaliën
Totaal verwarmings-
in mol/m³ resp.
vermogen in [kW]
tot 200
200 tot 600
> 600
Totale
hardheid in °dH
mmol/l
≤
≤
2,0
11,2
≤
≤
1,5
8,4
< 0,02
< 0,11
9