Voordat u contact opneemt met een service centrum
Voordat u contact opneemt met een service centrum
Controleer a.u.b. het volgende.
De camera gaat niet aan.
• De capaciteit van de batterij is laag.
Plaats nieuwe batterijen. (p.15)
• Plaats de batterijen in de juiste richting met omgekeerde polariteit.
Plaats de batterij in overeenstemming met de polariteitsmarkeringen
(+, -).
De camera wordt tijdens het gebruik uitgeschakeld.
• De batterij is uitgeput.
Plaats nieuwe batterijen.
• De camera gaat automatisch uit.
Schakel de camera weer in.
De batterij loopt snel leeg.
• De camera wordt gebruikt bij lage temperaturen.
Zorg ervoor dat de camera warm blijft (bijvoorbeeld in uw binnenzak)
en haal deze alleen te voorschijn om opnamen te maken.
De camera maakt geen opnamen als u de sluiterknop indrukt.
• Er is onvoldoende geheugencapaciteit.
Verwijder onnodige opnamebestanden.
• De geheugenkaart is niet geformatteerd.
Formatteer de geheugenkaart (p.75).
• De geheugenkaart is uitgeput.
Steek een nieuwe geheugenkaart in.
• De geheugenkaart is beveiligd.
Zie de foutmelding [KAART VERGR.!].
• De camera staat uit.
Schakel de camera in.
• De batterij is uitgeput.
Plaats nieuwe batterijen. (p.15)
• Plaats de batterijen in de juiste richting met omgekeerde polariteit.
Plaats de batterij in overeenstemming met de polariteitsmarkeringen
(+, -).
De camera stopt plotseling terwijl deze in gebruik is.
• De camera is gestopt als gevolg van een storing.
Verwijder de batterij of plaats deze opnieuw en zet de camera aan.
De cameraknoppen werken niet.
• Camerastoring.
Verwijder de batterij of plaats deze opnieuw en zet de camera aan.
[095]