11.6.4.2
Logische functie
Opties:
AND ... NOR:
■
–
Logische poorten waaraan communicatieobjecten kunnen worden gekoppeld.
Met parameter wordt vastgelegd aan welke logische poort de communicatieobjecten worden
gekoppeld.
11.6.4.3
Aantal ingangsobjecten
Opties:
Met de parameter wordt ingesteld hoeveel ingangsobjecten in de logische functie worden
gekoppeld.
Opmerking
Als de parameter op "1" wordt ingesteld, wordt de parameter "Logische functie"
op "NOT" vastgelegd.
11.6.4.4
Objecttype ingang x
Opties:
1 bit:
■
–
Ingangsobject kan de waarde "0" of "1" aannemen.
1 byte:
■
–
Ingangsobject kan de waarde 0 tot 255 aannemen.
Met de parameter wordt de bit-grootte voor het ingangsobject vastgelegd.
Producthandboek 2CKA002273B9440
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
AND
OR
XOR
XNOR
NAND
NOR
Instelmogelijkheid van 1 tot 10
1 bit
1 byte
Applicatie 'Algemene functies'
│149