De messenkooien wetten
WAARSCHUWING
Contact met de messenkooien of andere
bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Houd uw handen en kleding uit de
buurt van de messenkooien en andere
bewegende onderdelen.
• Probeer de messenkooien nooit met uw
handen of voeten te draaien of aan te raken
terwijl de motor draait.
1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak,
laat de maai-eenheden neer, zet de motor af,
verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem
in werking.
2.
Kantel de bestuurdersstoel naar voren en
ondersteun hem met de steunstang
Figuur 64
3.
Stel het contact tussen de messenkooi en
ondermes voorlopig zo af, dat u alle te
wetten maai-eenheden kunt wetten; zie de
Gebruikershandleiding van de maai-eenheid.
4.
Zet de wethendel in de stand 'R'
(Figuur
64).
1. Knop (toerentalregeling
2. Handgreep (wethendel)
5.
6.
g229847
7.
(Figuur
65).
8.
49
Figuur 65
van messenkooien)
Draai de knop voor de toerentalregeling van de
messenkooien op instelling 1
Start de motor en laat deze op een laag
stationair toerental lopen.
Belangrijk:
Verander het toerental van de
motor tijdens het wetten niet; anders kunnen
de messenkooien tot stilstand komen. Wet
de messenkooien uitsluitend als de motor
stationair loopt.
Zet de maai/transporthendel in de
en duw de maai/hefhendel naar
NEUTRAALSTAND
voren om te beginnen met wetten.
Breng de wetpasta aan met een borstel met een
lange steel. Gebruik nooit een borstel met een
korte steel.
•
Als de messenkooien blijven vastzitten of
instabiel worden tijdens het wetten, moet u
het toerental van de messenkooien verhogen
totdat de snelheid stabiliseert. Zet daarna
het toerental weer op stand 1 of de gewenste
snelheid.
•
Als u de maaidekken tijdens het wetten wilt
afstellen, schakelt u de messenkooien uit
door de maai-/hefhendel naar achteren te
g229849
g229848
3. 'R'-stand
4. 'F'-stand
(Figuur
65).