1. Sluit het externe beeldscherm aan op een andere computer om te controleren of het werkt.
2. Sluit het externe beeldscherm weer aan op uw computer.
3. Raadpleeg de handleiding van het externe beeldscherm om te controleren welke resoluties en
verversingsfrequenties worden ondersteund.
– Als het externe beeldscherm dezelfde resolutie ondersteunt als het beeldscherm of als het externe
beeldscherm een hogere resolutie ondersteunt, bekijkt u de uitvoer op het externe beeldscherm of
op het externe beeldscherm en het beeldscherm.
– Als het externe beeldscherm een lagere resolutie ondersteunt dan het beeldscherm, bekijkt u de
uitvoer alleen op het externe beeldscherm. (Als u de uitvoer op zowel het beeldscherm als op het
externe beeldscherm bekijkt, is het externe beeldscherm leeg of vervormd.)
• Probleem: U kunt voor het externe beeldscherm geen hogere resolutie instellen dan de resolutie die u
nu gebruikt.
Oplossing:
– Controleer of de informatie over het beeldscherm juist is. Doe het volgende:
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en klik op Schermresolutie.
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klikt u op de knop
Detecteren.
2. Klik op het pictogram voor het gewenste beeldscherm (Monitor-2 is voor het externe beeldscherm).
3. Klik op Geavanceerde instellingen.
4. Klik op de tab Adapter.
5. Controleer of het juiste stuurprogramma in het informatievenster van de adapter wordt
weergegeven.
Opmerking: De naam van het stuurprogramma hangt af van de videochip die in uw computer
is geïnstalleerd.
6. Klik op OK.
Als de informatie onjuist is, installeert u het stuurprogramma opnieuw.
– Controleer of het type beeldscherm klopt en werk indien nodig het stuurprogramma bij, als volgt:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de beeldschermaansluiting en sluit het beeldscherm aan
op een stopcontact.
2. Zet het externe beeldscherm en de computer aan.
3. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en klik op Schermresolutie.
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klikt u op de knop
Detecteren.
4. Klik op het pictogram voor het gewenste beeldscherm (Monitor-2 is voor het externe beeldscherm).
5. Klik op Geavanceerde instellingen.
6. Klik op de tab Beeldscherm. Controleer aan de hand van de gegevens in het venster of het
beeldschermtype correct is. Als dat het geval is, klik dan op OK om het venster te sluiten. Zo
niet, ga dan als volgt te werk.
7. Wanneer er twee of meer beeldschermtypen worden afgebeeld, selecteert u Generiek
PnP-beeldscherm of Generiek Non-PnP beeldscherm.
8. Klik op Eigenschappen. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
9. Klik op de tab Stuurprogramma.
.
Hoofdstuk 9
Computerproblemen oplossen
119