Netwerken instellen en gebruiken
Wanneer u een computernetwerk instelt, brengt u verbinding tot stand tussen
uw computer en het internet, een andere computer of een netwerk. Met een
netwerk dat thuis of op een klein kantoor is ingesteld, is het bijvoorbeeld mogelijk
naar een gedeelde printer af te drukken, stations en bestanden op een andere
computer te gebruiken, andere netwerken door te bladeren of verbinding te maken
met het internet. U kunt een LAN (local area network) instellen met een netwerk-
of breedbandmodemkabel of een draadloze LAN (WLAN) instellen.
®
De Microsoft
Windows
beschikken over wizards die u begeleiden bij het netwerken van computers.
Zie de Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over
netwerken (zie "Help en ondersteuning van Microsoft Windows XP en
Windows Vista™" op pagina 16).
Een netwerk- of breedbandmodemkabel aansluiten
Voordat u met uw computer verbinding kunt maken met een netwerk, moet
er op de computer een netwerkadapter zijn geïnstalleerd en een netwerkkabel
aan zijn verbonden.
1 Sluit de netwerkkabel aan op de connector van de netwerkadapter op de
rechterkant van de computer.
OPMERKING:
trek dan voorzichtig aan de kabel om te controleren of deze goed is aangesloten.
2 Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een
netwerkverbindingsapparaat of een netwerkwandconnector.
OPMERKING:
®
XP- en Windows Vista™-besturingssystemen
Steek de kabelconnector erin totdat deze op zijn plaats klikt en
Gebruik geen netwerkkabel bij een telefoonwandconnector.
Netwerken instellen en gebruiken
105