Leidingen traceren met een sonde:
Elke sonde heeft haar eigen manier van poinpointen.
Alvorens de sonde in de leiding te brengen, is het te adviseren dat de
kabeldetectorgevoeligheid zo is ingesteld dat de diepte van de leiding
wordt gegeven.
Dit is gemakkelijker als de sonde nog zichtbaar is op de bodem van een
mangat, in plaats dat deze al in de leiding is aangebracht.
OPMERKING Bij gebruik van de metalen leiding sonde in een metalen leiding zal de gevoeligheid pas ingesteld dienen
te worden als de sonde zich in de leiding bevindt.
1. De kabeldetector dient altijd IN LIJN met de sonde te worden gehouden.
OPMERKING Dit is 90 graden verdraaid ten opzichte van de meeste andere toepassingen. .
2. Zet de kabeldetector in de signaalgenerator zoekstand (T) en in de juiste
frequentie en schakel de kabeldetector in. Controleer de batterij conditie
om er zeker van te zijn dat deze in orde zijn. Vervang de batterijen indien
noodzakelijk.
Pinpointen
32