2.2) Eleketrische aansluitingen
• Volg nauwgezet de aansluitingen zoals die voorzien zijn;
doe in geval van twijfel GEEN vruchteloze pogingen, maar
raadpleeg de daarvoor bestemde gespecificeerde techni-
sche bladen die ook op de site www.niceforyou.com
beschikbaar zijn. Een verkeerd uitgevoerde aansluiting
kan ernstige schade aan de besturingseenheid veroorza-
ken.
• De besturingseenheid TT2N voorziet geen enkele
bescherming tegen overbelasting of kortsluiting op de
uitgangen. Op de toevoerleiding van de stroom dient een
beveiliging aangebracht te worden die adequaat is voor
de belasting; als er bijvoorbeeld een zekering gebruikt
wordt, zal de maximale waarde daarvan 3,15 A bedra-
gen.
2.2.1) Aansluiting van de motor
De éénfase asynchroonmotor voor netspanning moet aangesloten
worden op de klemmetjes 1-2-3 (Naar omlaag, Gemeenschappelijk,
Naar omhoog). Naar omlaag komt overeen met de toets ▼ op de zen-
ders, Naar omhoog met de toets ▲ (richting inwerkingtreding van de
windmeter). Als de draairichting van de motor na aansluiting niet in orde
is, dient u de aansluitingen van de klemmetjes 1 en 3 te verwisselen.
2.2.2) Stroomvoorziening
De stroomvoorziening naar de besturingseenheid moet via de klemmetjes 5-6 (Fase, Nulleider) tot stand komen. De besturingseenheid kan
zowel op een spanning van 120 als 230 V werken en een frequentie van 50 of 60 Hz.
2.2.3) Toets Stap-voor-Stap
Op aanvraag kan er een toets met de functie Stap-voor-Stap aan-
gesloten worden; telkens wanneer erop wordt gedrukt, wordt er een
stap uit de volgende reeks uitgevoerd: Omhoog-Stop-Omlaag-Stop.
De toets dient te worden aangesloten tussen fase (L) en het klem-
metje 4 zoals dat op afbeelding 3 is aangegeven. Als de toets langer
dan 3, maar korter dan 10 seconden wordt ingedrukt, wordt er altijd
een manoeuvre naar omhoog geactiveerd (overeenkomende met de
toets ▲ van de zenders). Als de toets langer dan 10 seconden blijft
ingedrukt, wordt er altijd een manoeuvre naar omlaag geactiveerd
2.2.4) Klimaatsensoren
De besturingseenheid TT2N stuurt ten hoogste 3 draadloze klimaat-
sensoren VOLO S RADIO aan. Een sensor VOLO S RADIO wordt op
dezelfde manier als een normale zender (tabellen A1 of A2) in het
geheugen opgeslagen. De niveaus van inwerkingtreding moeten
rechtstreeks op de sensor VOLO S RADIO worden geprogram-
meerd. Inwerkingtreding van de wind heeft de voorrang op die van
de zon of regen en zet gedurende 1 minuut alle bedieningsorganen
(zenders, stop Stap-voor-Stap, inwerkingtreding "zon" en/of "regen"
buiten werking. Raadpleeg voor verdere informatie de handleiding
van VOLO S RADIO.
3) Programmering
Voordat een zender de besturingseenheid TT2N kan bedienen dient u de fase van geheugenopslag uit te voeren zoals die in tabel A1 is aan-
gegeven. Geheugenopslag en programmering kunnen worden uitgevoerd met behulp van de zenders (paragraaf 3.1) of rechtstreeks via de
programmeerknop (paragraaf 3.2).
1
2
C
ZEKERING
L
3
N
Sluit niet meer dan één motor per besturingseenheid aan,
gebruik eventueel de speciale TTE-uitbreidingen.
(overeenkomende met de toets ▼). Dit detail kan belangrijk zijn om
meerdere motoren voor dezelfde manoeuvre te synchroniseren onaf-
hankelijk van de staat waarin zij ze zich bevinden.
Op de toets staat netspanning; dus moet hij adequaat geï-
soleerd en beschermd worden.
Inwerkingtreding van de anemometer (wind) veroorzaakt
een manoeuvre in de richting die overeenkomt met de
toets ▲ op de zenders.
TT2N
3 4 5 6
P/B L
N
NL
51