4
Stel de printerinformatie in zo nodig en klik op [Volgende].
[Printernaam]
Wijzig de printernaam zo nodig.
[Als standaard instellen]
Schakel dit selectievakje in als u deze printer als de standaardprinter wilt gebruiken.
[Gebruiken als gedeelde printer]
Schakel dit selectievakje in als u de printer wilt delen (door de computer waarop u de installatie uitvoert als een
afdrukserver te gebruiken).
5
Controleer de printerinformatie in [Lijst met printers voor stuurprogramma-installatie], en klik op
[Starten].
De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart.
USB-verbinding
1
Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende].
2
Klik op [Ja].
Een afdrukserver instellen tijdens installatie van het printerstuurprogramma