Inhoudsopgave
Advertenties
Ga als volgt te werk om lus bekabelingscontroles uit te voeren:
1 Voor CLIP-elementen, overbrug de isolatoren in de lus door tijdelijk afsluitpunten 2 en 4 op iedere isolator kort te sluiten. Verwijder voor sensor
sokkels die compatibel zijn met het Opal-protocol (B501 AP) het element uit de sokkel. Deze sokkels hebben positieve afsluitpunten (+2 en +4) die
automatisch verbonden raken als de sensor wordt verwijderd. Controleer 'Bijlage 4 Systeemontwerp' van deze handleiding of de LBC (Loop and
Battery Calculator) voor de berekening van het totale stroomverbruik voor Opal-elementtypen die van interne isolators zijn voorzien. De volgende
tests moeten dan worden uitgevoerd met een multimeter.
2 Controleer de continuïteit van iedere kant van de lus en meet de weerstand tussen de twee uiteinden. Controleer of deze minder is dan:
88 ohm, om dubbel-elementdetectie op een Opal-protocollus te garanderen.
Controleer bij CLIP-protocollussen of de weerstand lager is dan:
40 ohm om dubbel-elementdetectie te garanderen.
71 ohm als dubbel-elementdetectie niet is vereist.
3 Gebruik een meter met een diodetestfunctie, sluit de meter in 'omgekeerde' polariteit aan (positief op negatief van lus en negatief op positief van
lus). De meter moet de aanwezigheid aangeven van een aantal Diodes welke in doorlaatrichting parallel zijn geschakeld.
4 Sluit de meter in 'normale' polariteit aan (positief op positief van lus en negatief op negatief van lus). De meter dient aanvankelijk een lage weerstand
aan te geven, maar de waarde moet toenemen naarmate de condensator in elk van de lus elementen wordt opgeladen. Als de meter de aanwezigheid
aangeeft van een in doorlaatrichting geschakelde diode, zijn waarschijnlijk elementen in de lus verkeerd om aangesloten of aders onderling verwisseld
in de lus.
5 Als er omgekeerde elementen zijn gemeten in stap 4, kunnen deze worden opgespoord door opeenvolgend de lus te halveren (als dit installatie-
technisch niet mogelijk is, kan het deel van de lus dat wordt beïnvloed, worden gecontroleerd aan de hand van de storingsmeldingen op de centrale
nadat het systeem is geconfigureerd en de overbruggingen in de isolators zijn verwijderd).
6 Gebruik een meter om te controleren of er geen verbindingen zijn tussen iedere kabelafscherming en:
a.
De positieve geleider van de kabel.
b.
De negatieve geleider van de kabel.
Opmerking: We raden u aan de kabelafscherming alleen op de centrale te aarden.
6.4.3 Lus bekabeling aansluiten op de centrale
Als de lus bekabeling is gecontroleerd en in orde is bevonden, doe dan het volgende:
1 Verwijder de tijdelijke doorverbindingen op de kortsluitisolatoren (bij sensorsokkels die compatibel zijn met het Opal-protocol, B501 AP, worden
doorverbindingen automatisch onderbroken, dus deze kunnen worden genegeerd op adressen waar elementen met een interne isolator zijn
geïnstalleerd).
2 Sluit de lus bekabeling aan op de centrale. Controleer de polariteit; de uiteinden A en B moeten op de juiste afsluitpunten worden aangebracht.
997-669-002-2
www.notifier.nl
Inbedrijfstelling
Installatie & inbedrijfstelling handleiding
Deel 6 - 5
Advertenties
Inhoudsopgave
