Introductie 1 Introductie In deze handleiding vindt de gebruiker alle aanbevolen procedurebeschrijvingen en de complete technische gegevens voor de installatie en inbedrijfstelling van de standalone Pearl-Brandmeldcentrale en herhaalborden van NOTIFIER, of voor een compleet geïntegreerde Pearl-brandmeldinstallatie. Procedures in deze handleiding bevatten waarschuwingen om de gebruiker veilig en systematisch te werk te laten gaan bij installatie en inbedrijfstelling. 1.1 CE-Keurmerk Dit product draagt een CE-keurmerk als bewijs dat het voldoet aan de eisen van de volgende Europese richtlijnen: De EMC-richtlijn 2004/108/EEG, waarbij de volgende EMC-normen toegepast zijn:...
Introductie 1.4 Algemeen De intelligente Pearl brandmeldcentrale is bedoeld voor gebruik met het assortiment van adresseerbare analoge sensors, stuur- en bewakingsmodules en adresseerbare handbrandmelders van NOTIFIER. De Pearl brandmeldcentrale ondersteunt de Opal-protocol elementen. Deze elementen ondersteunen zowel Opal als CLIP-lus protocollen, dus deze kunnen worden gecombineerd in een detectielus. Met een lus van gemengde protocollen worden echter maximaal 40 CLIP-element adressen ondersteund op een totaal van 159 sensors en 159 modules.
Installatiehandleiding 2 Installatiehandleiding 2.1 Gebruiksaanwijzing voor deze handleiding Deze Installatiehandleiding bevat eenvoudige richtlijnen voor een snelle en veilige installatie van de Pearl brandmeldcentrale of -systeem. Voor iedere fase in de installatie en inbedrijfstellingsprocedures van de Pearl brandmeldcentrale wordt een korte beschrijving gegeven van het doel, met gedetailleerde tekeningen, schema’s en/of andere afbeeldingen om de instructies te verduidelijken.
Pagina 7
Installatiehandleiding De Pearl brandmeldcentrale heeft vele krachtige ingebouwde functies die, indien ze op oneigenlijke wijze worden gebruikt, strijdig zijn met de eisen van EN54. Als een dergelijke situatie zich kan voordoen, wordt een toepasselijke waarschuwing gegeven met een beknopt overzicht van de bijzonderheden van de EN54-vereiste.
Installatiehandleiding 2.2 Controlelijst voorafgaande aan installatie Voordat de apparatuur van de Pearl brandmeldcentrale wordt geïnstalleerd of lus elementen worden aangebracht, moet u er eerst voor zorgen dat aan de volgende criteria is voldaan. Als u dit nalaat, kan dat niet alleen leiden tot beschadiging van de apparatuur, maar ook tot problemen als u de apparatuur in bedrijf stelt, of de prestaties kunnen eronder leiden.
Installatiehandleiding 2.4 Installatie De Pearl brandmeldcentrales zijn modulair ontworpen en kunnen relatief eenvoudig worden geïnstalleerd, vooropgesteld dat de aanbevolen procedures zoals beschreven in deze installatiehandleiding worden gevolgd. Volg alle installatie-instructies zoals beschreven in deze handleiding. De installateur dient deze instructies te begrijpen en de aanbevelingen van de fabrikant te volgen om schade aan de brandmeldcentrale en bijbehorende apparatuur te voorkomen 2.4.1 Centrale controleren op schade Voer een kwaliteitscontrole uit...
Installatiehandleiding 2.4.2 Module is beschadigd of niet in orde Als in kwalitatief opzicht een geleverd onderdeel niet voldoet, inclusief de brandmeldcentrale en de toebehoren of als er onderdelen ontbreken, volg dan de onderstaande procedure. 1 Ga NIET verder met de installatie maar neem contact op met uw leverancier voor advies over wat u moet doen. Neem ook onmiddellijk contact op met uw leverancier als het product defecten blijkt te vertonen bij installatie.
Installatiehandleiding 2.4.3 Procedure Voorkom beschadiging van de elektronica door achtergebleven vuil te verwijderen voordat de centrale wordt aangebracht. Deze procedure MOET worden gevolgd: 1 Controleer of de bevestigingsplaat correct is aangebracht - zie ‘Deel 2.4.4 Installatie bevestigingsplaat’ voor meer informatie. Opmerking: Als de optionele uitbouwkast aan de achterkant moet worden gebruikt voor de installatie van de Pearl brandmeldcentrale, gebruik deze handleiding dan samen met de installatie-instructies in ‘Bijlage 7 Optie uitbouwkast aan de achterkant’.
Pagina 12
Installatiehandleiding 2.4.4.2 Procedure U moet voor deze procedure de boorinstructies voor de installatie van de bevestigingsplaat opvolgen aan de achterkant van de Basisinstallatiehandleiding (onderdeelnummer: 997-659-002-X). In de onderstaande afbeeldingen ziet u hoe de gaten moeten worden geboord voor de bevestigingsplaat (stap 1 en 2).
Installatiehandleiding 2.5 Installatie centrale behuizing Verwijder voordat u de Pearl brandmeldcentrale installeert eerst de voordeur van de behuizing. De voordeur, bevestigd aan de achterste behuizing van de centrale, is voorzien van twee snel los te krijgen scharnieren, en kan worden verwijderd/aangebracht door gewoon de volgende procedures uit te voeren. 2.5.1 Voordeur verwijderen Trek eerst de bandkabel tussen de displayprint en de basisprint los.
Installatiehandleiding 2.5.3 Behuizing aanbrengen De behuizing van de Pearl brandmeldcentrale kan heel eenvoudig worden aangebracht als de bevestigingsplaat juist is geïnstalleerd en de twee onderste gaten nauwkeurig zijn geboord en van pluggen zijn voorzien zoals beschreven in ‘Deel 2.4.4 Installatie bevestigingsplaat’. Opmerking: Bij deze procedure wordt ervan uit gegaan dat alle veldkabels zijn bevestigd op de bevestigingsplaat met door de branche goedgekeurde kabelwartels, met...
Installatiehandleiding 2.6 Elektronicamodules De elektronicamodules van de Pearl brandmeldcentrale bieden alle verwerkings-, gebruikersinterface en in/uitgang verwerkings printplaten en de PSU (Power Supply Unit, voedingseenheid). Deze modules, gelegen in de behuizing, moeten worden geïnstalleerd nadat alle bekabeling voor de voedingsverdeling en de branddetectielus is aangebracht op de vooraf geïnstalleerde bevestigingsplaat, in overeenkomstig met de systeemeisen en toepasselijke plaatselijke normen.
Bekabeling 3 Bekabeling WAARSCHUWING Risico van elektrocutie. Voordat u aan de netvoedingsaansluitingen gaat werken, moet de netvoeding naar de centrale worden uitgeschakeld. 3.1 Bekabelingsinstructies Alle bedrading dient te voldoen aan de huidige IEE-bedradingsvoorschriften (BS7671) of de toepasselijke plaatselijke bedradingsvoorschriften. Houdt u ook aan de vereisten van EN54-14 voor bekabeling en verbinding van een branddetectie- en alarmsysteem.
Bekabeling 3.1.1 Kabelafsluitingen Dit gedeelte bevat richtlijnen over de plaats waar kabels in de behuizing moeten worden geleid, zodat ze gemakkelijk aangesloten kunnen worden. Er moet aan de volgende vereisten worden voldaan: a. Netvoedingskabel moet zodanig in de brandmeldcentrale worden ingevoerd dat de kabelroute naar de PSU zo kort mogelijk is. b.
Bekabeling 3.2 Kabelinstallatie 3.2.1 Introductie De volgende informatie is bedoeld voor installateurs van analoge adresseerbare brandmeldsystemen. Deze is gebaseerd op informatie van de leverancier en op feedback over huidige systemen. 3.2.2 Kwaliteit van kabel en/of kabelinstallatie Het is van essentieel belang dat er kabels van goede kwaliteit worden gebruikt, en dat correcte installatietechnieken worden toegepast. In het algemeen moet aan de volgende eisen voor kabelinstallatie worden voldaan: a.
Pagina 19
Bekabeling f. We raden aan het systeem te bedraden met 2-aderige kabels die elk specifiek voor één functie bestemd zijn. g. De RS485-communicatiekabel moet geschikt zijn voor maximaal 200 mA in geval van kortsluiting. Installatie & inbedrijfstelling handleiding 997-669-002-2 www.notifier.nl Deel 3 - 4...
Bekabeling 3.3 Overwegingen met betrekking tot EMC Door bovenstaande instructies op te volgen en geschikte kabels te gebruiken, voorkomt u problemen met EMC. In omgevingen waarin EMC een hardnekkig probleem vormt, of waar niet de geprefereerde kabels worden gebruikt, kunnen extra Ferriet ontstoorfilters worden aangebracht op kabels die de brandmeldcentrale ingaan.
Bekabeling 3.3.2 Ferriet ontstoorfilter (optioneel) In omgevingen waarin EMC een hardnekkig probleem vormt, of waar niet de geprefereerde kabels worden gebruikt, moeten extra Ferriet ontstoorfilters worden aangebracht op zowel de lus- als sirenebedrading. De Ferriet ontstoorfilter (A) moeten over de geleider(s) van iedere kabel worden aangebracht - en NIET over de afscherming van de kabel, die uit de kraal moet steken.
Pagina 22
Bekabeling 3 Bekabeling WAARSCHUWING Risico van elektrocutie. Voordat u aan de netvoedingsaansluitingen gaat werken, moet de netvoeding naar de centrale worden uitgeschakeld. 3.1 Bekabelingsinstructies Alle bedrading dient te voldoen aan de huidige IEE-bedradingsvoorschriften (BS7671) of de toepasselijke plaatselijke bedradingsvoorschriften. Houdt u ook aan de vereisten van EN54-14 voor bekabeling en verbinding van een branddetectie- en alarmsysteem.
Pagina 23
Bekabeling 3.1.1 Kabelafsluitingen Dit gedeelte bevat richtlijnen over de plaats waar kabels in de behuizing moeten worden geleid, zodat ze gemakkelijk aangesloten kunnen worden. Er moet aan de volgende vereisten worden voldaan: a. Netvoedingskabel moet zodanig in de brandmeldcentrale worden ingevoerd dat de kabelroute naar de PSU zo kort mogelijk is. b.
Pagina 24
Bekabeling 3.2 Kabelinstallatie 3.2.1 Introductie De volgende informatie is bedoeld voor installateurs van analoge adresseerbare brandmeldsystemen. Deze is gebaseerd op informatie van de leverancier en op feedback over huidige systemen. 3.2.2 Kwaliteit van kabel en/of kabelinstallatie Het is van essentieel belang dat er kabels van goede kwaliteit worden gebruikt, en dat correcte installatietechnieken worden toegepast. In het algemeen moet aan de volgende eisen voor kabelinstallatie worden voldaan: a.
Pagina 25
Bekabeling f. We raden aan het systeem te bedraden met 2-aderige kabels die elk specifiek voor één functie bestemd zijn. g. De RS485-communicatiekabel moet geschikt zijn voor maximaal 200 mA in geval van kortsluiting. Installatie & inbedrijfstelling handleiding 997-669-002-2 www.notifier.nl Deel 3 - 4...
Pagina 26
Bekabeling 3.3 Overwegingen met betrekking tot EMC Door bovenstaande instructies op te volgen en geschikte kabels te gebruiken, voorkomt u problemen met EMC. In omgevingen waarin EMC een hardnekkig probleem vormt, of waar niet de geprefereerde kabels worden gebruikt, kunnen extra Ferriet ontstoorfilters worden aangebracht op kabels die de brandmeldcentrale ingaan.
Pagina 27
Bekabeling 3.3.2 Ferriet ontstoorfilter (optioneel) In omgevingen waarin EMC een hardnekkig probleem vormt, of waar niet de geprefereerde kabels worden gebruikt, moeten extra Ferriet ontstoorfilters worden aangebracht op zowel de lus- als sirenebedrading. De Ferriet ontstoorfilter (A) moeten over de geleider(s) van iedere kabel worden aangebracht - en NIET over de afscherming van de kabel, die uit de kraal moet steken.
Sensors & modules Sensors & modules Elk van deze elementen wordt geleverd met een bijsluiter met daarop de aansluitschema’s voor de verschillende toepassingen. De Pearl brandmeldcentrales ondersteunen elementen met interne isolatoren, vooropgesteld dat de montagesokkels met de extra lus connector (type B501 AP) voor de extra plusaansluiting worden gebruikt.
Sensors & modules Elementen zonder interne isolators (dit omvat CLIP-protocolelementen en een paar Opal-elementen - zie data sheet van de elementen): plaats NIET meer dan 25 elementen tussen isolators (20 als FET-isolators worden gebruikt). Elementen met interne isolators (indien gebruikt in combinatie met de sensorsokkel B501 AP): Lussen moeten voldoen aan de eisen van EN54-2. 4.2 Testen van lusbekabeling Gebruik NOOIT een isolatieweerstandmeter...
Elektronicamodules 5 Elektronicamodules 5.1 Introductie De Pearl brandmeldcentrales zijn zo ontworpen dat installatie van de interne componenten pas plaats vindt, wanneer dat nodig is voor de inbedrijfstelling van het systeem. 5.2 Hoofdcomponenten De behuizing bevat de volgende elektronicamodules: a. Basisprint. Deze bevat alle benodigde connectoren voor de aansluiting van de veldbekabeling, displayprint, PSU module print en processorprint. b.
Elektronicamodules 5.3 Basisprint. Deze print bevindt zich op de achterwand van de behuizing van de Pearl brandmeldcentrale. De basisprint biedt de externe kabel-/ bedradingsstekkers voor de volgende functies: a. Twee detectielussen b. Twee speciale signaalgever circuits c. RS485 voor seriële communicatie d.
Elektronicamodules 5.3.1 Bedradingaansluitingen op de basisprint Aansluiting van alle veldbekabeling vindt plaats met de afneembare connectoren bovenaan de basisprint. 5.3.1.1 Detectielussen Er zijn twee detectielussen beschikbaar. Iedere detectielus maakt gebruik van een speciale viervoudige, afneembare connector bovenaan de basisprint zoals hieronder afgebeeld. Bedradingsverbindingen voor elke lus worden tot stand gebracht zoals hiernaast is afgebeeld.
Elektronicamodules 5.3.1.2 Signaalgever circuit Er zijn twee speciale signaalgever uitgangcircuits beschikbaar. Aansluitingen van veldbekabeling maken gebruik van een viervoudige, afneembare connector bovenaan de basisprint, zoals hieronder afgebeeld. Als deze niet wordt gebruikt, breng dan een 4k7-weerstand aan voor de signaalgevercircuits aansluitingen om te voorkomen dat een circuitonderbreking wordt doorgegeven.
Elektronicamodules 5.3.1.3 RS485 voor seriële communicatie Eén RS485-poort voor seriële datacommunicatie vindt u op de basisprint voor communicatie met maximaal 15 herhaalborden die via een ‘daisy-chain’ aan elkaar gekoppeld zijn. De veldbekabeling wordt aangesloten met behulp van een drievoudige, afneembare connector bovenaan de basisprint, zoals hieronder afgebeeld.
Elektronicamodules 5.3.1.4 Digitale ingangscircuits Er worden twee digitale ingangscircuits meegeleverd en de 2 voudige, afneembare connectoren bevinden zich op de basisprint zoals hieronder getoond. Deze twee ingangscircuits hebben programmeerbare functies (configureerbaar op toegangsniveau 3). Digitaal ingangscircuit 1 & 2 997-669-002-2 Installatie &...
Elektronicamodules 5.3.1.5 Extra 24VDC uitgang Circuit De basisprint biedt een bewaakte nominale voeding van 24 V gelijkstroom. Deze kan worden gebruikt voor de aansturing van extra signaleringsapparatuur. Voordat u een extern circuit aansluit op de tweevoudige connector bovenaan de basisprint moet u het volgende controleren: De externe bedrading niet is kortgesloten.
Elektronicamodules 5.3.1.6 Extra storing- en brandrelais uitgang Deze extra relais uitgangen bieden spanningsloze wisselcontacten. De drievoudige, afneembare connectoren bevinden zich op de basisprint zoals hieronder getoond. Deze relaisuitgangen worden niet bewaakt, dus kunnen ze niet worden gebruikt als routeringsuitgangen. Deze relais hebben drie contacten: normaal open, gemeenschappelijk en normaal gesloten. Zie de volgende delen over inbedrijfstelling voor de juiste aansluit instructies: Deel 6.4.7 Storingsrelais aansluiting Deel 6.4.8 Brandrelais aansluiting.
Elektronicamodules 5.4 PSU module print Voor de Pearl brandmeldcentrale moet de netvoeding in de centrale worden ingevoerd, via de aanbevolen kabelopening (A), en aangesloten worden op de tweepolige MTB ofwel netaansluiting (B) rechts bovenaan de voorkant van de installatieplaat. De MTB heeft een losse netvoedingskabel met een IEC-compatibele connector (C) vooraf-bedraad voor aansluiting op de PSU van de centrale, nadat de centrale behuizing met daarin de elektronica is aangebracht op de beugel ter voorbereiding op de inbedrijfstelling van het brandmeldsysteem.
Elektronicamodules 5.5 Processorprint Deze printplaat wordt in een insteek connector (SK6) gestoken op de basisprint. De processorprint en de aansluitpositie op de basisprint is hieronder weergegeven. Deze printplaat heeft geen veldbekabelingsaansluitingen nodig. De processorprint hoeft niet van de aansluitpositie op de basisprint te worden verwijderd voor installatie of inbedrijfstelling.
Elektronicamodules 5.6 Printplaat voor RS232/RS485-communicatie (optionele set) De Pearl brandmeldcentrale ondersteunt meervoudig gebruik van de optionele printplaat voor RS232/RS485-communicatie. Iedere printplaat biedt twee communicatiepoorten: een RS232 en een RS485. Ze kunnen tegelijkertijd worden benut. De printplaat wordt boven de basisprint geïnstalleerd, in een van twee posities, met behulp van de meegeleverde M3 x 25 mm bevestigingsbussen en M3-schroeven.
Elektronicamodules 5.6.1 RS232-bedrading RS232-verbindingen met de printplaat maken gebruik van de vijfweg, afneembare connector, TB2. De verbindingen zijn als volgt van links naar rechts aangeduid: - TX - RX - RTS - CTS - 0V 5.6.2 RS485-bedrading De RS485-communicatieverbindingen met de printplaat maken gebruik van de tweevoudig, afneembare connector TB1. De verbindingen zijn aangeduid met ‘A’...
Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling 6.1 Introductie Als u de centrale wilt voorbereiden voor configuratie, volg dan de onderstaande stappen. Informatie over de configuratie van de centrale vindt u in de ‘Configuratiehandleiding Pearl brandmeldcentrale’(ref. 997-671-002-X). De Pearl brandmeldcentrales bieden uitgebreide storingsbewakings- en testroutines die zeer waardevol zullen blijken te zijn bij de inbedrijfstelling van het systeem.
Inbedrijfstelling 6.3 Voeding voor centrale inschakelen 1 Netvoeding ingeschakeld. Alle LED’s op het voorpaneel moeten gedoofd zijn, behalve de groene LED ‘IN BEDRIJF’. 2 Bekijk de LCD. Het scherm ‘Status Normaal’ (zie hieronder) wordt weergegeven, tenzij er storingen in het systeem zijn (als de centrale al is geconfigureerd, kunnen berichten over de specifieke luselementstoringen worden bekeken met behulp van de bediening op het voorpaneel).
Inbedrijfstelling 6.4 Externe bekabeling Zie de juiste module kabel- en bedradingsinstructies om de correcte aansluitingen te bepalen: - Deel 5.3.1 Bedradingaansluitingen op de basisprint (lussen 1 & 2, signaalgevers uitgangen 1 & 2, Extra 24 VDC, uitgangen storings- en brandrelais, RS485-communicatie).
Inbedrijfstelling 6.4.2 Luscontroles voordat bedrading wordt aangesloten Hieronder ziet u typische verbindingen van analoge adresseerbare elementen met een lus: 997-669-002-2 Installatie & inbedrijfstelling handleiding www.notifier.nl Deel 6 - 4...
Inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om lus bekabelingscontroles uit te voeren: 1 Voor CLIP-elementen, overbrug de isolatoren in de lus door tijdelijk afsluitpunten 2 en 4 op iedere isolator kort te sluiten. Verwijder voor sensor sokkels die compatibel zijn met het Opal-protocol (B501 AP) het element uit de sokkel. Deze sokkels hebben positieve afsluitpunten (+2 en +4) die automatisch verbonden raken als de sensor wordt verwijderd.
Inbedrijfstelling 6.4.4 Controle van de lus nadat deze is aangesloten Als de lus bekabeling is aangesloten, doe dan het volgende: 1 Sluit de netvoeding weer aan. 2 Controleer de LCD op storingsberichten. Zie ‘bijlage 3 Storingsberichten’ voor een lijst met systeemstoringsberichten en mogelijke oorzaken. 6.4.5 Controleren extra 24VDC uitgangen Er is één bewaakte hulpuitgang van 24 V.
Inbedrijfstelling iii. Gebruik een multimeter om de spanning op elk signaalgevers uitgangscircuit te meten. De spanning dient onder normale omstandigheden tussen de 5 en 8 V te bedragen. Als er elementen zijn omgekeerd, wordt een waarde tussen de 1 en 2 V aangegeven. 3 Als de signaalgever circuits zijn aangesloten, kunnen de signaalgevers worden getest met de knop ‘HERSTART SIGNAALGEVERS / ONTRUIMING’.
Inbedrijfstelling 6.5 Batterijen PAS OP - ENERGIEGEVAAR! PAS OP - EXPLOSIEGEVAAR! Sluit de batterijenpolen NOOIT kort. Als batterij door een batterij van het verkeerde type wordt vervangen. De Pearl brandmeldcentrale is ontworpen voor optimale prestaties bij gebruik van de Yuasa-NP batterijen. De centrale behuizing biedt ruimte voor twee batterijen van 12 Ampère uur, 12 V. Er worden grotere batterijen ondersteund, tot 38 Ampère uur;...
Inbedrijfstelling 6.5.2 Batterijen aansluiten In de procedure hieronder wordt beschreven hoe de standby-batterijen op de PSU worden aangesloten. Zo sluit u de batterijen aan: 1 Als de batterijen goed op hun plaats zitten in de behuizing, plaats dan de 4-wegsconnector (A) - de connector is gepolariseerd om verkeerde plaatsing te voorkomen - en steek deze dan in de 4- wegsconnectorsocket, SK2, (B) aan de onderrand van de PSU mo- dule print - deze bevindt zich rechts naast de batterijzekering FB1...
Inbedrijfstelling 4 Sluit de batterijen in serie aan (positieve van de ene op negatieve van de andere) met de meegeleverde verbindingskabel (G). Opmerking: Als de batterijen zijn verbonden, voert de centrale een test uit van de integriteit van de batterij bedrading. Als de batterij de test niet doorstaat, wordt BATTERIJ STORING (BATTERIJ TEST NIET DOORSTAAN) weergegeven op de LCD.
Inbedrijfstelling 6.6 Controle op kortsluiting naar aarde EN54-2 : 8.2.4c. Controle op kortsluiting naar aarde is vereist. De Pearl brandmeldcentrales zijn voorzien van een circuit (op de basisprint) dat detecteert of er ergens kortsluiting naar aarde is. Detectie op kortsluiting naar aarde moet worden ingeschakeld tijdens normaal gebruik; dit is de standaard instelling en wordt aangegeven door een jumperinstelling op JP1 (A) bovenaan, links van het midden van de basisprint.
Inbedrijfstelling 6.7 Herhaalborden Stel eventuele herhaalborden in bedrijf zoals beschreven in de gebruikersdocumentatie die bij het herhaalbord PRL-IDR6A wordt geleverd. 6.8 Configuratie en overdracht Nadat alle externe bekabeling is aangesloten op de centrale en als de status ‘NORMAAL’ is, kan de centrale worden geconfigureerd voor de gestelde systeemeisen.
Specificaties Bijlage 1 - Specificaties B1 Algemeen De Pearl brandmeldcentrale voldoet aan de eisen van EN54-2/4. Zie ‘Deel 1.1 CE-Keurmerk’ voor meer informatie. B1.1 Mechanisch Constructie - Samenstelling bestaande uit een stalen bevestigingsbeugel die een gegoten kunststof hoofdbehuizing en het voorpaneel ondersteunt. Het voorpaneel (deur) is voorzien van display, alle statusindicators en bedieningseenheid voor de gebruiker. De hoofdbehuizing, voordeur en interne kunststof spuitgietstukken voldoen aan de eisen van EN60950-1 met betrekking tot brandbaarheid van het materiaal in de behuizing.
Specificaties B1.3 Bedieningselementen & indicaties Display - Een grafisch Liquid Crystal Display (LCD), 320 x 240 pixels, met achtergrondverlichting. Statusindicatoren - Er wordt in de volgende LED's voorzien: BRAND, STORING, BUITEN DIENST, IN TEST, VOOR-ALARM, SYSTEEMSTORING, VERTRAGING AKTIEF, SIGNAALGEVERS BUITEN DIENST/STORING, BLUSSING AKTIEF, BLUSSING BUITEN DIENST/STORING, DOORMELDING UITGEVOERD, DOORMELDING BUITEN DIENST/STORING, IN BEDRIJF, TECHNISCH ALARM, DAGSTAND.
Pagina 56
Specificaties B1.4.2 Energie voorziening Classificatie - Installatieklasse 1 (centrale moet geaard zijn). Nominale voeding - netvoeding naar de centrale moet worden verzorgd via een apart netzekering. De nominale voeding is: 230 V~(wisselspanning) +10%, -15%, 1,6 A, 48 - 62 Hz. Nominale waarde netzekering* - T1,6 AH 250 V.
Pagina 57
Specificaties Maximale nominale waarden batterij: Centrale behuizing - 12 Ah (Yuasa). Plaats externe batterij - 38 Ah (Yuasa). 997-669-002-2 Installatie & inbedrijfstelling handleiding www.notifier.nl Deel B1 - 4...
Onderhoud Bijlage 2 - Onderhoud B2 Algemeen Leg een logboek aan, in overeenstemming met de aanbevelingen van EN54-14. Aan het einde van deze bijlage vindt u een pagina-indeling van een logboek, gebaseerd op deze richtlijnen en daarin ziet u de informatie die u doorgaans moet invullen. Dit logboek moet worden gebruikt en bijgehouden voor het registreren van voorvallen zoals hieronder beschreven.
Onderhoud B2.3 Reiniging De Pearl brandmeldcentrale kan periodiek worden gereinigd door deze schoon te vegen met een zachte, vochtige, niet pluizende doek. Gebruik GEEN oplosmiddelen. B2.4 Logboek Op grond van EN54-14 is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om een logboek bij te houden en alle voorvallen te registreren die voortvloeien uit of van invloed zijn op het systeem.
Pagina 60
Onderhoud Voorval gegevens Datum Tijd Voorval Actie vereist Datum van afhandeling Initialen 997-669-002-2 Installatie & inbedrijfstelling handleiding www.notifier.nl Deel B2 - 3...
Pagina 61
Onderhoud Datum Tijd Voorval Actie vereist Datum van afhandeling Initialen 997-669-002-2 Installatie & inbedrijfstelling handleiding www.notifier.nl Deel B2 - 4...
Storingsberichten Bijlage 3 - Storingsberichten B3.1 Storingsberichten en hun betekenis Dankzij de storingsberichten op de display kan de gebruiker de oorzaak van de storing vaststellen, en tips ontvangen voor de mogelijke oplossingen. Storingsberichten die hier worden vermeld, worden onderverdeeld in de volgende groepen: Lus- en elementstoringen Systeemstoringen Andere hardware storingen...
Pagina 63
Storingsberichten ONDERHOUD DRINGEND - de sensor is vervuild. Actie: Reinig of vervang de sensor. IR-LICHT SATURATIE - De sensor is vuil of bevindt zich op een plaats met te veel omgevingslicht dat de detectiekamer van de sensor binnendringt. Actie: Vervang de sensor of gebruik een sensor van een ander type.
Pagina 64
Storingsberichten LAGE LICHTSTERKTE OPT.MEETKAMER - Er is een hardwareprobleem met de sensor. Actie: Vervang de sensor. LAGE ANALOGE WAARDE - Als de sensor wordt gescanned door de centrale, reageert deze met een analoog niveau dat buiten het bereik van toelaatbare waarden valt.
Storingsberichten CONFIGURATIE INTEGRITEITSSTORING - De configuratie gegevens die in het geheugen van de centrale zijn opgeslagen zijn beschadigd geraakt. Actie: Start de CPU opnieuw (schakel de voeding uit en schakel deze dan weer in) of kopieer met behulp van het configuratie tool de configuratiegegevens naar een PC, inspecteer en corrigeer deze zo nodig en vervang dan de beschadigde configuratie gegevens door de gecorrigeerde versie.
Pagina 66
Storingsberichten STORING BRAND-DOORMELDING- Er is een storing in het doormeldingscircuit naar de PAC /BAC. Actie: Onderzoek de situatie en verhelp alle problemen die worden geconstateerd met de doormeldeenheid en bedrading. STORING BLUSSING - Er is een storing in de verbinding met de brandblusapparatuur. Actie: Onderzoek de situatie en verhelp alle problemen die worden gecon- stateerd met de brandblusapparatuur en bedrading.
Pagina 67
Storingsberichten STORING BLUSSING RETOURLIJN (alleen VdS-functie) - Er is een storing in de verbinding met de brandblusinstallatie. Dit kan de juiste werking van de blusinstal- latie verhinderen. Actie: Controleer of het circuit correct is verbonden en er geen kortsluiting is. STORING BLUS INSTALLATIE (alleen VdS-functie) - De aangesloten brandblusinstallatie geeft aan dat er een storing is.
Pagina 68
Storingsberichten De storing Netwerk runtime wordt alleen weergegeven als de NGM-print na een tijd goed te hebben gewerkt er plotseling mee stopt. Als dat niet snel wordt gevolgd door het bericht ‘Netwerkstart storing’, betekent dit dat de NGM-print opnieuw is geïnitialiseerd. Actie: Als deze storingsberichten blijven terugkeren, vervang dan de NGM-print.
Systeemontwerp Bijlage 4 Systeemontwerp B4.1 Algemeen Met de volgende basisregels kunt u eenvoudig ervoor zorgen dat een systeemontwerp correct werkt. We raden u ten zeerste aan het hulpprogramma LBC (Lus en Batterij Calculator, voor de berekening van het totale stroomverbruik) te gebruiken voor het verkrijgen van een accuraat resultaat van de lusbelasting.
Systeemontwerp B4.3 Aanbevolen kabels Alle kabels die op het Pearl brandmeldcentrale worden aangesloten, moeten brandbestendige kabels zijn. Er moet afgeschermde kabel worden gebruikt voor lussen (de verbinding van de sensors en de centrale) en signaalgever circuits. De aarddraad moet worden verbonden met één van de voorziene aardingspunten in het Pearl brandmeldcentrale.
Pagina 73
Systeemontwerp B4.3.2 Netvoedingskabel De netvoedingskabel moet een standaard brandbestendige kabel zijn en voldoen aan de normen voor PH30-classificatie, zoals de standaard en verbeterde kabels die hieronder worden vermeld. Voorbeelden van verbeterde en standaard kabels zijn: Enhanced: Standaard: MICC (mineral insulated cable, met mineralen geïsoleerde kabel) volgens BS6207: Part 1 Prysmian FP200 FLEX Draka FIRETUF Plus Enhanced FTPLUS2EHL5RD Prysmian FP200 GOLD...
Netwerken Bijlage 5 - Netwerken B5.1 Introductie De Pearl brandmeldcentrales kunnen zo worden geconfigureerd dat ze werken op een netwerk dat een enkele storing tolereert en geconfigureerd is in een ringtopologie, dus een continue lus vormen. Zo blijft communicatie tussen alle panelen mogelijk als er een breuk in een enkele netwerkkabel zou voorkomen, en op die manier wordt aan de eisen van EN54 voor een dergelijk netwerk voldaan.
EN54-functies Bijlage 6 - EN54-functies B6.1 Introductie De Pearlbrandmeldcentrale voldoet aan de eisen van EN54-2-opties; deze eisen worden in de onderstaande tabel vermeld: EN54-2-optie Beschrijving CIE-configureerbaar? Indicaties: 7.10.4 Fault signal from fire protection equipment 7.13 Alarm counter Fault signals from points Bedieningselementen: 7.11.1 Delays to outputs...
Pagina 76
EN54-functies De volgende functies worden geleverd door de PSU module print van het Pearl brandmeldcentrale om te voldoen aan de eisen van de EN54-4: Functie van PSU EN54-4 Clausule Energie ontlenen van de netvoeding Energie ontlenen van de standby batterijen Standby batterij(en) laden en bewaken Allerlei PSU-storingen detecteren en weergeven 997-669-002-2...
Uitbouwkast aan de achterkant Bijlage 7 - Optie uitbouwkast aan de achterkant B7.1 Algemeen Met deze optie wordt de installatie beschreven van de Pearl brandmeldcentrale met behulp van een optionele set voor de uitbouwkast aan de achterkant. Deze optie ondersteunt de installatie van de Pearl brandmeldcentrale (in de bovenste positie) en twee batterijen van maximaal 38 Ah (in de onderste positie).
Pagina 78
Uitbouwkast aan de achterkant Stap 3 We raden u aan alle kapjes waarmee de openingen zijn afgedekt te verwijderen van de bevestigingsplaat voordat u deze aanbrengt. Als de uitbouwkast aan de achterkant stevig aan de muur is bevestigd, brengt u de bevestigingsplaat (B) die bij de brandmeldcentrale is geleverd naar het bovenste gebied en lijnt u deze uit met de interfacebeugel (C) binnenin (zie afbeelding B).
Uitbouwkast aan de achterkant Stap 5 Als de bevestigingsplaat (B) correct is vastgezet in de uitbouwkast aan de achterkant en de kabels in de behuizing zijn ingevoerd (omwille van de duidelijkheid zijn alle kabels behalve de interne losse netvoedingskabel weg gelaten in de onderstaande afbeelding), moet nu de centrale worden aangebracht.