Rosemount Inc.
NL
ALARM BIJ STORINGEN
Als onderdeel van de normale werkzaamheden bewaakt model 3095MV constant de
eigen werking. Deze automatische diagnostiekroutine bestaat uit een getimede
reeks controles die telkens herhaald worden. Als er tijdens de diagnose een storing
wordt geconstateerd, stuurt de transmitter de uitgang tot boven of onder een
specifieke waarde, afhankelijk van de stand van de jumper voor de storingsmodus.
• 4–20 mA transmitters die in de fabriek geconfigureerd zijn voor standaard
bedrijf sturen de uitgang tot onder 3,75 mA of boven 21,75 mA.
De jumper voor alarm bij storingen bevindt zich op de voorkant van de elektronica-
plaat, onder het deksel van de elektronicabehuizing. De stand van deze jumper
bepaalt of de uitgang omhoog of omlaag wordt gedreven als er een storing wordt
geconstateerd (zie Figuur 3-11). Als de alarmjumper niet geïnstalleerd is, werkt de
transmitter normaal en wordt de uitgang bij een alarm standaard omhoog gedreven.
Figuur 3-11. De jumpers voor alarm en schrijfbeveiliging op de elektronicaplaat
Alarm bij storingen en uitgangswaarden verzadiging
De sterkte van het uitgangssignaal van een alarm bij storing verschilt van de
uitgangswaarden die gebruikt worden wanneer de uitgeoefende druk buiten het
bereik valt. Als de druk buiten het bereik valt, blijft de analoge uitgang de
ingangsdruk traceren totdat de onderstaande verzadigingswaarden bereikt
worden. De uitgang overschrijdt de hier vermelde verzadigingswaarde niet,
ongeacht de uitgeoefende druk. Bij standaard alarm- en verzadigingsniveaus en
een druk buiten het bereik van 4–20 mA raakt de uitgang verzadigd bij 3,9 mA of
20,8 mA. Als de diagnostiekfunctie van de transmitter een storing constateert,
wordt de analoge uitgang gewijzigd in een specifieke alarmwaarde die verschilt van
de verzadigingswaarde, om aan te geven wat de oorzaak van het probleem is.
Tabel 3-4. Alarmwaarden en verzadigingswaarden voor de 4–20 mA transmitter.
STANDAARD
Niveau
Verzadiging
Alarm
≤ 3,75 mA
Laag
3,9 mA
≥ 21,75 mA
Hoog
20,8 mA
3-12