Rosemount Inc.
NL
Bedrading
Om de elektrische aansluitingen te maken, verwijdert u de kap van de behuizing op
de kant met de aanduiding FIELD TERMINALS. Verwijder het deksel van het
instrument niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er stroom op het circuit
staat. Alle voeding van de transmitter geschiedt via de signaaldraden. Sluit de
draad van de positieve pool van de voeding aan op de aansluitklem met de aandui-
ding "+" en sluit de draad van de negatieve pool van de voeding aan op de aansluit-
klem met de aanduiding "–" (zie Figuur 3-9). Voorkom aanraking van de draden en
aansluitklemmen. Sluit de onder stroom staande signaalbedrading niet aan op de
testaansluitingen. De stroom kan de testdiode in de testaansluiting beschadigen.
Sluit alle ongebruikte aansluitingen van de doorvoerbuis op de transmitterbehui-
zing goed af om te voorkomen dat er zich vocht ophoopt in de aansluitingskant van
de behuizing. Als u de ongebruikte aansluitpunten niet afdicht, moet u de transmit-
ter met de elektronicabehuizing omlaag monteren zodat drainage mogelijk is.
Installeer de bedrading met een druppellus. Leg de druppellus zodanig dat de
onderkant lager dan de kabelgootverbindingen en de transmitterbehuizing komt te
liggen.
NB
De signaalbedrading hoeft niet afgeschermd te zijn, maar gebruik gedraaide paren
voor optimaal resultaat. Voor goede communicatie dient u 24 AWG draad of dikkere
draad te gebruiken; de maximale lengte mag niet meer dan 5000 feet
(1500 meter) bedragen.
Figuur 3-9. Aansluitklemmenblok van model 3095MV transmitter met externe aarding
Externe aarding
3-10