•
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt
om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
•
Vervoer geen passagiers en zorg ervoor dat
huisdieren en omstanders uit de buurt blijven.
•
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig
als u een bocht maakt of wegen en voetpaden
oversteekt.
•
Gebruik de machine niet als u onder de invloed
van alcohol of drugs bent.
•
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
•
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die
het zicht kunnen belemmeren.
•
Zorg ervoor dat er zich geen andere personen in
het werkgebied bevinden voordat u de machine
start. Zet de machine af als iemand het gebied
betreedt.
•
U mag een machine met draaiende motor nooit
onbeheerd achterlaten. Laat altijd de graafarm
zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in
werking en verwijder het contactsleuteltje voordat
u de machine verlaat.
•
Trek nooit hard aan de bedieningshendels, gebruik
een geleidelijke beweging.
•
Let op het verkeer als u in de buurt van de
openbare weg werkt of deze oversteekt.
•
Raak geen onderdelen aan die tijdens het
gebruik heet kunnen worden. Laat deze eerst
afkoelen voordat u deze afstelt of onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden uitvoert.
•
Zorg ervoor dat u de machine alleen gebruikt
in gebieden waar er geen obstakels dicht bij de
bestuurder zijn. Als de bestuurder niet voldoende
afstand houdt tot bomen, muren en andere
barrières kan dit leiden tot letsel als de machine
tijdens gebruik achteruitrijdt terwijl de bestuurder
niet voldoende op de omgeving let. Bedien de
machine alleen in gebieden waar er voldoende
ruimte is om de bestuurder de machine veilig kan
manoeuvreren.
•
Voordat u graafwerk verricht, moet u aangeven
waar zich in het werkgebied ondergrondse
leidingen en kabels bevinden; ga op die plaatsen
niet graven.
•
Zorg dat u op de hoogte bent van de gemarkeerde
plaatsen op de machine waar lichaamsdelen
beklemd kunnen raken en houd handen en voeten
uit de buurt van deze plaatsen.
•
Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied,
gebruik de machine dan niet; ga schuilen.
Werken op hellingen
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de
bestuurder de macht over de machine verliest en deze
omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.
Alle hellingen vereisen bijzondere voorzichtigheid.
•
Gebruik de machine niet op hellingen steiler dan
de percentages aangegeven in de onderstaande
tabel.
Model
Voorzijde
heuvelop-
waarts
22972
15°
22973
13°
22974
11°
Opmerking:
Zie ook
•
Rij heuvelopwaarts en heuvelafwaarts met de
voorkant van de machine naar boven gericht.
•
Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken
en dergelijke uit het werkgebied. Let op kuilen,
voren of bulten, omdat de kans bestaat dat de
machine omslaat op ongelijk terrein. In hoog gras
zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
•
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde
accessoires. Accessoires kunnen invloed
hebben op de stabiliteit en de bediening van de
machine. De garantie kan komen te vervallen
als accessoires worden gebruikt die niet zijn
goedgekeurd.
•
Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam
te werk. Verander niet plotseling de snelheid of de
rijrichting van de machine.
•
Niet starten of stoppen op een helling. Als de
machine grip verliest, rijd de helling dan langzaam
in een rechte lijn af.
•
Maak geen bochten op een helling. Als u een
bocht moet maken, moet u dit langzaam doen en
de zware kant van de machine heuvelopwaarts
gericht houden.
•
Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels
of dijken. De machine kan plotseling omvallen als
een rupsband over een rand gaat of als een rand
instort.
•
Werk niet op nat gras. Als de machine grip verliest,
kan deze gaan glijden.
•
Parkeer de machine alleen op een helling of heuvel
nadat u de graafarm op de grond heeft laten
zakken, de parkeerrem in werking hebt gesteld en
de rupsbanden hebt vastgezet met keggen.
Onderhoud en opslag
•
Schakel het hydraulische systeem uit, laat de
graafarm zakken, stel de parkeerrem in werking,
5
Achterzijde
Zijkant heu-
heuvelop-
velopwaarts
waarts
14°
19°
14°
19°
11°
16°
Hellingsindicator (bladz.
8).