8
Bediening
8.1 De batterijen vervangen
Als het batterijpictogram
ingeschakeld, dient u de batterijen te vervangen.
Volg deze procedure:
1. Schakel de camera uit.
2. Zet het klepje van het batterijvak omhoog.
3. Vertwijder het batterij-pack.
4. Vervang de drie standaard AAA-batterijen; let erop dat de batterijpolen in de juiste
richting wijzen.
5. Plaats het batterij-pack in het batterijvak.
6. Druk het klepje van het batterijvak omlaag en vast. Het klepje maakt een klikgeluid
als het wordt vergrendeld.
8.2 De camera in- en uitschakelen
• Druk op de aan/uit-knop om de camera in te schakelen.
• Houd de aan/uit-knop langer dan 2 seconden ingedrukt om de camera uit te
schakelen.
8.2.1 Auto uit
De camera wordt automatisch uitgeschakeld wanneer deze gedurende 5 minuten niet is
bediend. 3 seconden voordat de camera wordt uitgeschakeld, wordt een bericht
weergegeven.
U kunt het automatisch uitschakelen annuleren door op de aan/uit-knop te drukken. De
camera keert dan terug in de live-modus.
8.3 Het beeld bevriezen
Volg deze procedure:
1. Richt de camera op het gewenste punt.
2. Druk op de trigger om het beeld stil te laten staan.
3. Druk opnieuw op de trigger om terug te gaan naar het live-beeld.
8.4 De temperatuureenheid wijzigen
De camera geeft temperaturen weer in ℃ of ℉. U wijzigt de temperatuureenheid met
een schakelaar in het batterijvak.
Volg deze procedure:
1. Schakel de camera uit.
#T559971; r. AE/32677/32677; nl-NL
wordt weergegeven of wanneer de camera niet kan worden
12