Figuur 23
1. Dop van brandstoftank
2.
Giet de aanbevolen brandstof in de
brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant
van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
Belangrijk:
Vul de brandstoftank niet
helemaal.
3.
Plaats daarna de dop terug.
Opmerking:
U hoort een klik als de dop goed
bevestigd is.
4.
Neem eventueel gemorste brandstof op.
Dagelijks onderhoud
uitvoeren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Ga elke dag als volgt te werk voordat u de machine
start:
•
Controleer het oliepeil in de motor – zie
Motoroliepeil controleren. (bladz.
•
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof
– zie
Het peil van de hydraulische vloeistof
controleren (bladz.
•
Controleer het contact tussen de messenkooi en
het ondermes – zie
snijplaat en messenkooi controleren (bladz.
•
Controleer de bandenspanning – zie
bandenspanning controleren (bladz.
33).
41).
Afstelling van contact tussen
De
38).
Tijdens gebruik
Veiligheid tijdens het werk
Algemene veiligheid
•
De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor
ongelukken die persoonlijk letsel of materiële
schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke
ongelukken te voorkomen.
•
Draag geschikte kleding en uitrusting,
zoals oogbescherming, een lange broek,
stevige schoenen met een gripvaste zool en
gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en
g272992
draag geen losse kleding of juwelen.
•
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder
de invloed van alcohol of drugs bent.
•
Geef uw volledige aandacht als u de machine
gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig
bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders
kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom
worden beschadigd.
•
Voordat u de motor start: zorg dat alle
aandrijvingen in de neutraalstand staan, de
parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de
bestuurderspositie bevindt.
•
Vervoer geen passagiers op de machine en houd
omstanders en kinderen weg uit het werkgebied.
•
Gebruik de machine uitsluitend bij een goede
zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren
kunt vermijden.
•
Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen
hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.
•
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
maai-eenheden.
•
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt
om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
•
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die
uw zicht kunnen belemmeren.
•
Schakel de maai-eenheden uit wanneer u niet
maait.
•
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig
als u een bocht maakt of wegen en voetpaden
oversteekt met de machine. Verleen altijd
voorrang.
48).
•
Laat de motor enkel draaien in goed
verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten
koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing.
•
Laat een machine met draaiende motor niet
onbeheerd achter.
•
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel
verlaat:
22