Figuur 21
1. Chokehendel – stand
C
HOKESTAND
De brandstofafsluitklep
openen en sluiten
Gebruik de brandstofafsluitklep als volgt om de
brandstofstroom naar de motor te regelen:
•
Om de brandstofafsluitklep te openen, draait u
de hendel van de brandstofafsluitklep naar de
handgreep van het startkoord
•
Om de brandstofafsluitklep te sluiten, draait u de
hendel van de brandstofafsluitklep weg van de
handgreep van het startkoord
Figuur 22
1. Hendel van
brandstofafsluitklep –
G
stand.
ESLOTEN
g273508
2. Chokehendel – stand
L
OPEN
(Figuur
22).
(Figuur
22).
g273576
2. Hendel van
brandstofafsluitklep –
O
stand.
PEN
Tijdens gebruik
Veiligheid tijdens gebruik
Algemene veiligheid
•
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor
ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel
en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen
voorkomen.
•
Draag geschikte kleding en uitrusting,
zoals oogbescherming, een lange broek,
stevige schoenen met een gripvaste zool en
gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en
draag geen losse kleding of juwelen.
•
Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of
onder de invloed van alcohol of drugs bent.
•
Geef uw volledige aandacht als u de machine
gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig
bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders
kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden
beschadigd.
•
Voordat u de machine start: zorg dat alle
aandrijvingen in de neutraalstand staan, de
parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de
bestuurderspositie bevindt.
•
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied
betreden. Als er collega's aanwezig moeten
zijn, moet u voorzichtig zijn en controleren of de
grasmand op de machine gemonteerd is.
•
Bedien de machine uitsluitend als de zichtbaarheid
goed is zodat u putten en verborgen gevaren kunt
vermijden.
•
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
•
Wees voorzichtig bij het maaien van nat gras.
Het niet goed neerzetten van de voeten kan
ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker
wegglijdt en ten val komt.
•
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
maai-eenheid.
•
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt
om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
•
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die
uw zicht kunnen belemmeren.
•
Stop de maai-eenheid altijd wanneer u niet
daadwerkelijk maait.
•
Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit en
zet de machine uit voordat u de maaihoogte afstelt.
•
Laat nooit een motor lopen in een ruimte waar
uitlaatgassen niet weg kunnen.
•
U mag een machine met draaiende motor nooit
onbeheerd achterlaten.
18