De glijder(s) afstellen
Voor machines met achterafvoer
Monteer de glijders in de laagste stand als de machine
wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan
64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt
gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.
Opmerking:
Als de glijders slijten, kunt u versleten
glijders omdraaien en op de andere kant van het
maaidek monteren. Hierdoor kunt u de glijders langer
gebruiken voordat u deze moet vervangen.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de slotbouten en de moeren van de
glijders
(Figuur
37).
Figuur 37
1. Slotbout
2. Glijder
4.
Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze
vast met de slotbouten en de moeren.
Opmerking:
Gebruik uitsluitend de bovenste
of middelste openingen om de glijders af
te stellen. De onderste openingen worden
gebruikt als de glijders op een maaidek worden
omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen
op de andere kant van het maaidek worden.
5.
Om beschadiging van de glijder te voorkomen,
dient u de slotbouten en moeren van elke glijder
vast te draaien tot 12,4 - 14,7 N·m.
g024244
3. Moer
De sluitnokken van de
afvoerplaat instellen
Voor machines met zijafvoer
Deze procedure is alleen van toepassing op machines
met afvoerplaatvergrendeling. Bepaalde modellen
zijn voorzien van bouten en moeren in plaats van
deze vergrendelnokken en kunnen op dezelfde wijze
worden aangepast.
U kunt de afvoer van de maaimachine aanpassen aan
verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat
u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het
beste maairesultaat verkrijgt.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Om de sluitnokken te verstellen, draait u de
hendel omhoog om ze los te maken
4.
Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige
wijze in de sleuven dat de machine de gewenste
afvoer heeft.
5.
Draai de hendel terug om de plaat en de
sluitnokken vast te zetten
6.
Als de sluitnokken de plaat niet goed
vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel
los en draait u de sluitnok.
Opmerking:
gewenste sluitdruk hebt verkregen.
34
(Figuur
(Figuur
38).
Draai aan de sluitnok totdat u de
Figuur 38
38).
g027727