niet meer remmen of sturen. De machine kan
schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien.
•
Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten,
geulen, hobbels, stenen of andere verborgen
gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet
altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op
oneffenheden in het terrein.
•
Wees extra voorzichtig wanneer u de machine
gebruikt met accessoires of werktuigen zoals
grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine
minder stabiel maken, waardoor u de controle over
de machine kunt verliezen. Volg de instructies
voor gebruik van contragewichten op.
•
Laat het maaidek indien mogelijk neer op de grond
wanneer u de machine op een helling gebruikt.
Als u het maaidek omhoog brengt op hellingen,
kan de machine onstabiel worden.
Figuur 17
1. Veilige zone – Gebruik
de machine in deze zone
op hellingen van minder
dan 15 graden of vlakke
gebieden.
2. Gevarenzone – Gebruik
een loopmaaier en/of een
handtrimmer op hellingen
van meer dan 15 graden
en in de buurt van steile
hellingen of water.
3. Water
Plaatsnemen in de
bestuurderspositie
Gebruik het maaidek als opstapje om de
bestuurderspositie te bereiken
g221745
4. W = breedte van de
machine
5. Houd een veilige afstand
(tweemaal de breedte
van de machine)
tussen de machine en
landschapselementen die
gevaarlijk kunnen zijn.
(Figuur
18).
Parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de
machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
De handrem inschakelen
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
De handrem uitschakelen
26
Figuur 18
Figuur 19
Figuur 20
g029797
g027334
g027335