•
Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
•
Schakel alle meswerktuigkoppelingen uit en zet
de versnelling in de neutraalstand voordat u de
motor start.
•
Gebruik de maaimachine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.
•
Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden
op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere
zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine
kantelt:
– niet plotseling stoppen of starten op een
helling;
– houd de snelheid laag op hellingen en in
scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen
gevaren;
•
Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Gebruik uitsluitend goedgekeurde
trekstangbevestigingspunten.
– Beperk de belasting tot wat u veilig kunt
beheersen.
– Maak geen scherpe bochten. Wees voorzichtig
als u de machine achteruitrijdt.
•
Let op het verkeer als u in de buurt van een weg
werkt of deze oversteekt.
•
Zet de maaimessen stil voordat u andere
oppervlakken dan grasvelden oversteekt.
•
Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening
naar omstanders toe richten of personen in de
buurt van de in werking zijnde machine laten
komen.
•
Gebruik de machine nooit als schermen of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of
ontbreken.
•
Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor. Laat de
motor niet met een te hoog toerental lopen omdat
dit de kans op ongevallen kan vergroten.
•
Voordat u de bestuurdersplaats verlaat, moet u:
– de aftakas uitschakelen en de werktuigen laten
zakken;
– de versnelling in neutraal zetten en de
parkeerrem in werking stellen;
– de motor uitzetten en het sleuteltje verwijderen.
•
Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit, zet
de motor af en maak de bougiekabel(s) los of haal
het sleuteltje uit het contact
– voordat u verstoppingen losmaakt of het
afvoerkanaal ontstopt;
– voordat u de maaimachine controleert, reinigt
of er werkzaamheden aan verricht;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer
de maaimachine op beschadigingen en voer
alle benodigde reparaties uit voordat u de
machine weer gebruikt; als de machine
abnormaal begint te trillen (direct controleren).
•
Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als
u de machine transporteert of niet gebruikt.
•
Zet de motor af en schakel de aandrijving naar de
werktuigen uit:
– voordat u brandstof tankt;
– vóór verwijdering van de grasvanger;
– voordat u de maaihoogte instelt, tenzij u deze
vanaf de bestuurderspositie kunt instellen.
•
Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is
uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk
voltooid is.
Onderhoud en opslag
•
Zorg dat alle moeren, bouten en schroeven stevig
vastzitten zodat u veilig met de machine kunt
werken.
•
Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u
de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte
waar brandstofdampen in contact kunnen komen
met open vuur of vonken.
•
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in
een afgesloten ruimte stalt.
•
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en
de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet,
gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.
•
Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage
en mankementen.
•
Vervang versleten of beschadigde onderdelen met
het oog op een veilig gebruik.
•
Als u de brandstoftank moet laten leeglopen, doe
dit dan in de open lucht.
•
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, moet u de maai-inrichting neerlaten,
tenzij u een betrouwbare mechanische
vergrendeling gebruikt.
Veilige bediening Toro
zitmaaiers
De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die
specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of
andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen
in de CEN-norm.
•
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Laat
de motor niet binnen of in een afgesloten ruimte
lopen.
5