Maaimessen inschakelen (aftakas)
1. Laat de bovenste bedieningsbalk los om de machine te
stoppen
(Figuur
9).
2. Schakel de messen in door de bedieningsstang voor
de maaimessen en de bovenste bedieningsbalk samen
te knijpen
(Figuur
9).
3. Trek de aftakasschakelaar omhoog en laat deze los.
Houd de bedieningsstang voor de maaimessen tijdens
het bedienen tegen de bovenste bedieningsbalk aan.
4. Herhaal de procedure voor het inschakelen van de
maaimessen als de bedieningsstang voor de maaimessen
wordt losgelaten.
1. Bovenste bedieningsbalk
2. Bedieningsstang
maaimessen
Maaimessen uitschakelen (aftakas)
Laat de bedieningsstang voor de maaimessen los om de
maaimessen uit te schakelen
Het veiligheidssysteem
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen een onverwacht
effect hebben op de werking van de machine. Dit
kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Figuur 9
3. Aftakasschakelaar
(Figuur
9).
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om het inschakelen van de
maaimessen alleen mogelijk te maken wanneer:
•
De bedieningsstang is ingedrukt.
•
De aftakasschakelaar is ingeschakeld.
Het veiligheidssysteem is ontworpen om de maaimessen
te stoppen als u de bedieningsstang voor de maaimessen
loslaat.
Het veiligheidssysteem testen
Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens
voordat u de machine in gebruik neemt.
Opmerking: Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals
hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren
door een erkende servicedealer.
1. Stel de parkeerrem in werking en start de motor; zie
Motor starten (bladz.
2. Knijp de bedieningsstang voor de maaimessen en de
bovenste bedieningsbalk samen.
Opmerking: De messen mogen niet draaien.
3. Blijf daarna de bedieningsstang voor de maaimessen
vasthouden en trek aan de aftakasschakelaar en laat
deze los.
Opmerking: Als het goed is, wordt nu de koppeling
ingeschakeld en beginnen de maaimessen te draaien.
4. Laat de bedieningsstang van de maaimessen los.
Opmerking: De messen moeten ophouden met
draaien.
5. Zet terwijl de motor loopt de aftakasschakelaar omhoog
en laat deze los zonder dat u de bedieningsstang voor
de maaimessen vasthoudt.
Opmerking: De messen mogen niet draaien.
Vooruit en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel
het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de
gashendel in de stand S
WAARSCHUWING
De tandwielkast kan beschadigd raken als u de
schakelhendel verstelt terwijl de machine rijdt.
Zorg dat de machine tot stilstand is gekomen
voordat u de schakelhendel verstelt.
Vooruitrijden
1. Om vooruit te rijden, zet u de schakelhendel in een
versnelling vooruit
2. Zet de parkeerrem vrij; zie
(bladz.
14).
15
14).
voor de beste maaiprestaties.
NEL
(Figuur
10).
Parkeerrem vrijzetten