6.
Start de motor en laat deze op een laag
stationair toerental lopen.
Belangrijk:
Verander het toerental van de
motor tijdens het wetten niet; anders kunnen
de messenkooien tot stilstand komen. Wet
de messenkooien uitsluitend als de motor
stationair loopt.
7.
Zet de maai/transporthendel in de
NEUTRAALSTAND
voren om te beginnen met wetten.
8.
Breng de wetpasta aan met een borstel met
lange steel. Gebruik nooit een borstel met een
korte steel.
•
Als de messenkooien blijven vastzitten of
instabiel worden tijdens het wetten, moet u
het toerental van de messenkooien verhogen
totdat de snelheid stabiliseert. Zet daarna
het toerental weer op stand 1 of de gewenste
snelheid.
•
Als u de maaidekken tijdens het wetten wilt
afstellen, schakelt u de messenkooien uit
door de maai-/hefhendel naar achteren te
bewegen en de motor af te zetten. Na de
afstelling herhaalt u
9.
Herhaal stap
4
tot en met
maai-eenheden die u wilt wetten.
10.
Als u klaar bent, moet u de wethendel terug
in de 'F'-stand zetten, de knop voor de
toerentalregeling van de messenkooien in
de gewenste instelling zetten, de stoel laten
zakken en alle wetpasta van de maai-eenheden
wassen. Stel indien nodig het contact tussen de
messenkooi en het ondermes af.
Belangrijk:
Als u de wethendel na het
wetten niet in de 'F'-stand zet, zullen de
maaidekken niet omhoog komen of naar
behoren werken.
en duw de maai/hefhendel naar
stappen4
tot en met 8.
8
voor alle
Stalling
Als u de machine voor een lange tijd wilt stallen, moet
u eerst de volgende handelingen verrichten:
1.
Aangekoekt vuil en achtergebleven maaisel
verwijderen. Indien nodig: slijp de kooien en
snijplaten, zie de Gebruikershandleiding van
het maaidek. De snijplaten en de messen van
de messenkooien met een roestwerend middel
behandelen. Alle smeerpunten smeren of oliën;
zie
De machine smeren (bladz.
2.
Blokken onder wielen plaatsen om de
wielgewichten te verwijderen.
3.
De hydraulische vloeistof aftappen en
verversen en het filter vervangen. Tevens
hydraulische leidingen en aansluitingen
controleren. Indien nodig moet u beschadigde
onderdelen vervangen, zie
slangen en leidingen controleren (bladz. 48)
Hydraulische slangen en leidingen controleren
(bladz. 48)
4.
Verwijder alle brandstof uit de brandstoftank.
Laat de motor lopen totdat deze afslaat
door gebrek aan benzine. Brandstoffilterbus
vervangen
Brandstoffilter vervangen (bladz.
5.
Tap de olie uit het carter af terwijl de motor nog
warm is. Bijvullen met verse olie; zie
verversen en filter vervangen (bladz.
6.
Vuil en maaisel verwijderen van de cilinder,
de koelribben van de cilinderkop en de
ventilatorbehuizing.
7.
Accu verwijderen en volledig opladen. U moet
de accu apart opslaan of in het voertuig laten
zitten. De accukabels mogen niet aangesloten
zijn op de accu als u deze in de machine laat
zitten. Bewaar de accu in een koele omgeving
om te voorkomen dat ze snel ontlaadt.
8.
Stal de machine op een warme, droge plaats.
51
35).
Hydraulische
en
39).
Motorolie
38).