Werking van het
diagnoselampje
De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft
dat het elektronische besturingssysteem een elektrische
storing registreert. Het diagnoselampje bevindt zich op
de bedieningspaneel (Figuur 35). Als het elektronische
besturingssysteem correct functioneert en het contactsleuteltje
in de stand Aan staat, zal het diagnoselampje van het
besturingssysteem 3 seconden branden en daarna doven om
aan te geven dat het lampje naar behoren werkt. Als de motor
afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het
sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat
knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing
ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen en wordt
automatisch opnieuw ingesteld als het sleuteltje naar de stand
Uit wordt gedraaid.
1. Diagnoselampje
Als het diagnoselampje van besturingssysteem knippert,
heeft het besturingssysteem een van de volgende problemen
ontdekt:
•
Kortsluiting in een van de outputs.
•
Een open kring.
Met behulp van het diagnostische display kunt u vaststellen
welke output slechts functioneert, zie Interlockschakelaars
controleren.
Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het
contactsleuteltje op Aan staat, betekent dit dat het
elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke
oorzaken zijn:
•
Kringloop is niet aangesloten
•
Het lampje is doorgebrand.
•
Zekeringen zijn doorgebrand.
•
Het lampje werkt niet naar behoren.
Controleer de elektrische aansluitingen, ingangszekeringen
en het peertje van het diagnoselampje om het defect vast
te stellen. Controleer of de kringloopstekker is bevestigd
aan de stekker van de kabelboom.
Figuur 35
Display van Diagnostische
ACE
De machine is uitgerust met een elektronisch
besturingssysteem dat de meeste functies van de machine
regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is
voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar,
contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de
solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine
te bekrachtigen.
Om ervoor te zorgen dat het elektronische besturingssysteem
de machine bestuurt zoals wordt vereist, moeten de
solenoïdes en relais van de outputs zijn aangesloten en correct
functioneren.
Met behulp van de display van de Diagnostische ACE kunt
u de elektrische functies van de machine controleren en
herstellen.
De interlockschakelaars
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De interlockschakelaars zijn bedoeld om aanslaan of starten
van de motor alleen mogelijk te maken als het tractiepedaal in
de neutraalstand is, de activerings-/blokkeringsschakelaar op
Blokkeren is gezet en de maai-/hefhendel in de neutraalstand
staat. Daarnaast wordt de motor uitgeschakeld als het
tractiepedaal wordt ingetrapt terwijl de bestuurder niet op de
stoel zit of de parkeerrem in werking is gesteld.
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Controle of de interlockschakelaars
functioneren
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de
maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem
in werking.
2. Verwijder de kap van het bedieningspaneel.
3. Zoek de kabelboom en de testaansluiting (Figuur 36).
29