Gashendel
Zet de hendel (Figuur 20) naar voren om de motorsnelheid te
verhogen en naar achteren om de snelheid te verlagen.
Activerings-/blokkeringsschakelaar
De activerings-/blokkeringsschakelaar (Figuur 20) wordt
in combinatie met de maai-/hefhendel gebruikt om de
maaidekken te bedienen. De maaidekken kunnen niet
worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de
transportstand staat.
Urenteller
De urenteller (Figuur 20) toont het aantal uren dat de
machine in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de
contactschakelaar op Aan staat.
Maai-/hefhendel
Met deze hendel (Figuur 20) kunt u de maaidekken omhoog
en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot
stilstand brengen als de messen in de maaistand zijn gezet.
De maaidekken kunnen niet worden neergelaten als de
maai-/hefhendel in de transportstand staat.
Opmerking: Als de maaidekken opnieuw ingeschakeld zijn,
hoeft u de hendel niet vooruit te blijven duwen terwijl de
maaidekken omhoog of omlaag worden bewogen.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur
(Figuur 20) gaat branden als de temperatuur van de
koelvloeistof te hoog wordt. Als de machine niet tot stilstand
wordt gebracht en de temperatuur van de koelvloeistof nog
eens 10 °C stijgt, zal de motor afslaan en de maaidekken
uitgeschakeld worden.
Oliedruklampje
Het oliedruklampje (Figuur 20) licht op als de motoroliedruk
gevaarlijk laag is.
Lampje van wisselstroomdynamo
Het lampje van de wisselstroomdynamo (Figuur 20) mag niet
branden als de motor loopt. Als het lampje brandt, moet u
het oplaadsysteem controleren en indien nodig repareren.
Indicatielampje gloeibougie
Het indicatielampje van de gloeibougie (Figuur 20) gaat
branden als de gloeibougies in werking zijn.
Parkeerrem
Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem (Figuur 20) in
werking stellen teneinde te voorkomen dat de machine per
ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te
stellen, moet u de hendel omhoog duwen. De motor stopt als
u het tractiepedaal indrukt terwijl de parkeerrem in werking
is gesteld.
Diagnoselampje
Het diagnoselampje (Figuur 20) gaat branden als een fout in
het systeem wordt ontdekt.
Brandstofmeter
De brandstofmeter (Figuur 21) geeft aan hoeveel brandstof
er in de tank zit.
1. Brandstofmeter
Aansluitpunt
Het aansluitpunt bevindt zich aan de buitenkant van het
bedieningspaneel en is geschikt voor elektrische apparaten
van 12 V (Figuur 22).
1. Aansluitpunt
20
Figuur 21
Figuur 22