LD-G-2
2. Rijeigenschappen instellen – stap 2
Tijdens deze programmeerstap remt de loc tijdens het rijden regelmatig
af. Aanwijzing: de instellingen die in
gemaakt, gelden voor beide krommes.
Instellen van de pendelautomaat: Bepaal eerst of bij het latere
gebruik de pendelautomaat actief moet zijn of niet.
Pendelautomaat bij later gebruik actief: functie F3 aan.
Pendelautomaat bij later gebruik uit: functie F3 uit.
Zodra de pendelautomaat is geactiveerd wisselt de loc na de
eerstvolgende
gedurende de gehele programmeerstap actief.
Instellen van de remsnelheid: Schakel de speciale functie F1 uit..
De loc rijdt met de ingestelde optreksnelheid (fabrieks- of in een
voorgaande programmering) weg en remt dan met de op de rijregelaar
ingestelde remsnelheid af. Door het draaien van de rijregelaar wordt de
remsnelheid gewijzigd. Rijstap 0 betekent geen remsnelheid, rijstap 14
(250 bij Märklin Control Unit 6021) maximale remsnelheid. Zodra de
remsnelheid naar wens is ingesteld, bevestigt u de instelling door het
eenmalig aan- en uitschakelen van de „function"-toets.
Instellen optreksnelheid: Schakel de speciale functie F1 nu in. De
loc rijdt nu met de op de rijregelaar ingestelde optreksnelheid weg en
remt met de hiervoor ingestelde remsnelheid af. Ga nu verder zoals
onder
„Instellen
optreksnelheid naar wens is ingesteld, bevestigt u de instelling door het
eenmalig in- en uitschakelen van de „function"-toets.
Tijdens
deze
pendelautomaat in- of uitschakelen door het indrukken van F3 en
wisselen tussen het instellen van de rem- en optreksnelheid door het
indrukken van F1. Zodra de instellingen zijn uitgevoerd beëindigt u het
programmeren door de loc stroomloos te maken.
afremming
van
van
de
remsnelheid"
programmeerstap
programmastap 2 worden
rijrichting.Het
beschreven.
kunt
u
op
Nederlands
pendelbedrijf
Zodra
elk
moment
Pagina 85
blijft
de
de