2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 30.
3. Verwijder de PCI-kaarthouder voor eenvoudige toegang tot de achterste ventilatoreenheid. Zie "De
PCI-kaarthouder verwijderen en terugplaatsen" op pagina 32.
4. Uw computer ondersteunt twee ventilatoreenheden aan de achterzijde. Kijk waar de te vervangen
achterste ventilatoreenheid zich bevindt. Zie "Componenten" op pagina 10.
5. Ontkoppel de kabel van de achterventilatoreenheid van de desbetreffende aansluiting op de
systeemplaat. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 11.
6. De ventilatoreenheid aan de achterzijde zit met vier rubberen koppelingen vast aan het chassis.
Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen te breken of door te knippen
en hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelingen.
Figuur 36. De ventilatoreenheid aan de achterzijde verwijderen
7. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de nieuwe rubberen koppelingen vóór de overeenkomstige
gaten in het chassis te houden en de koppelingen door de gaten heen te drukken.
.
Hoofdstuk 5
Hardware installeren en vervangen
53