• Installeer DIMM's altijd in de volgorde die met nummers is afgebeeld in "Onderdelen op de systeemplaat"
op pagina 11.
• Als er in uw computer maar één microprocessor is geïnstalleerd, zorg er dan voor dat u de
geheugenmodules installeert in de geheugencompartimenten die aan die microprocessor grenzen.
• Als uw computer over twee microprocessors beschikt, installeert u gelijke aantallen geheugenmodules in
beide groepen microprocessor DIMM-sleuven voor maximale prestaties.
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 30.
3. Verwijder de PCI-kaarthouder. Zie "De PCI-kaarthouder verwijderen en terugplaatsen" op pagina 32
4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 11.
5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij bepaalde
modellen moet de PCI Express x16 grafische kaart worden verwijderd om bij de geheugenaansluitingen
te kunnen komen. Zie "PCI-kaart installeren of vervangen" op pagina 33.
6. Voer, afhankelijk van de vraag of u een geheugenmodule installeert of vervangt, één van de volgende
handelingen uit:
• Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en haalt u de module voorzichtig
uit de sleuf.
Figuur 16. Een geheugenmodule verwijderen
36
ThinkStation Handboek voor de gebruiker