Problemen oplossen
Problemen oplossen
1. Voer Drukontlastingsprocedure op pagina 14 uit.
Probleem
Functioneert niet.
Uitgangsvermogen laag
op beide slagen.
Uitgangsvermogen laag
op de neerwaartse slag.
Weinig debiet bij
opwaartse slag.
Onregelmatige
acceleratiesnelheid.
Draait traag.
Slaat af, hapert of houdt
de druk niet vast.
Er zitten luchtbellen in
het materiaal.
Slecht verfresultaat
of onregelmatig
spuitpatroon.
*
Om vast te stellen of de materiaalslang of het spuitpistool verstopt is, volgt u Drukontlastingsprocedure, pagina 14.
Koppel de materiaalslang los en plaats een reservoir onder de materiaaluitlaat van de pomp om materiaalslang op te vangen.
Zet de luchttoevoer zover open dat er net genoeg lucht is om de pomp te starten. Als de pomp start, zit de verstopping in de
vloeistofslang of het pistool.
24
Oorzaak
Ventiel dicht of verstopt.
Materiaalslang of pistool verstopt.
Opgedroogd materiaal op verdringerstang.
Onderdelen van de luchtmotor zijn vuil,
versleten of beschadigd.
Overtoerenfout op afgeslagen DataTrak.
Er zit iets in de luchtleiding of er is onvoldoende
luchttoevoer. Ventielen dicht of verstopt.
Vloeistofslang/pistool verstopt; de slang heeft
een te kleine binnendiameter.
IJsafzetting in de luchtmotor.
Open of versleten inlaatventiel.
Hoge viscositeit van de vloeistof.
Open of versleten zuigerklep of pakkingen.
Vloeistof is bijna op, verstopte aanzuiging.
Hoge viscositeit van de vloeistof.
Open of versleten zuigerklep of pakkingen.
Open of versleten inlaatventiel.
Mogelijk ijsvorming.
Versleten afsluiters of dichtingen.
Losse aanzuigleiding.
Verkeerde vloeistofdruk bij de pomp.
Vloeistof is te dun of te dik.
Het spuitpistool is vuil, versleten of beschadigd.
2. Kijk eerst alle mogelijke oorzaken en problemen
na voordat u de pomp demonteert.
Reinig de luchtleiding; verhoog de luchttoevoer.
Controleer of de afsluiters open zijn.
Reinig de slang of het pistool.*
Reinig de stang; de pomp altijd stilzetten op de
laagste stand van de slag; zorg dat het reservoir
gevuld blijft met een geschikt oplosmiddel.
Reinig of repareer de luchtmotor.
Zie de handleiding van de motor.
Zie DataTrak-bediening-Overtoeren, pagina 21.
Reinig de luchtleiding; verhoog de luchttoevoer.
Controleer of de afsluiters open zijn.
Reinig de slang of het pistool*; gebruik een slang
met een grotere binnendiameter.
Draai de ontdooiknop open; zie pagina 12.
Reinig het inlaatventiel of geef het een
servicebeurt.
Stel de afstandsbussen van de inlaat af.
Reinig de zuigerklep; vervang de pakkingen.
Materiaal bijvullen en pomp voorpompen.
Reinig de aanzuigbuis.
Verlaag de viscositeit; stel de afstandsbussen
van de inlaat af.
Reinig de zuigerklep; vervang de pakkingen.
Reinig het inlaatventiel of geef het een
servicebeurt.
Stop de pomp. Draai de ontdooiknop open;
zie pagina 12.
Repareren onderpomp. Zie Demontage van de
Xtreme-onderpomp, pagina 25, en de
handleiding voor Xtreme-onderpompen (311762).
Vastdraaien. Gebruik voor alle schroefdraad-
verbindingen een geschikte vloeibare
schroefdraadafdichting of PTFE-tape.
Zie de handleiding van het pistool; lees de
aanwijzingen van de fabrikant van de vloeistof.
Pas de viscositeit van de vloeistof aan; lees de
aanwijzingen van de fabrikant van de vloeistof.
Voer onderhoudswerkzaamheden uit op het
spuitpistool. Zie de handleiding van het
spuitpistool.
Oplossing
312438S