Gatewayberichten (subgroep 4).
Thin client IP-adresberichten (subgroep 5).
Subnetmaskerberichten (subgroep 6).
IP-adresberichten (Internet Protocol) (subgroep 7).
Niet-lokaal pakketberichten (subgroep 8).
Berichtnummer
Berichtnummers geven het type foutbericht aan. Bijvoorbeeld: NSBXX00X t/m
NSBXX49X zijn informatieberichten. Foutberichten NSBXX50X t/m NSBXX99X zijn
waarschuwings- en foutberichten.
Oorsprong
De oorsprong van een bericht kan 0, 5 of 9 zijn. Bericht NSBXXXX0 geeft aan dat
er naar alle waarschijnlijkheid een probleem met de thin client is. Bericht
NSBXXXX5 duidt op een hoge waarschijnlijkheid van een probleem met een
netwerkserver. Bericht NSBXXXX9 geeft aan dat het probleem samenhangt met
ofwel een client, ofwel een server.
Deze tabel definieert de foutberichten die kunnen optreden tijdens het opstarten
van een thin client die u hebt geconfigureerd met de setup utility. De fouten wor-
den tijdens het opstarten op het scherm afgebeeld. Onjuiste configuraties in de
setup utility zijn vaak de oorzaak van deze fouten. Meer informatie over het instel-
len van de configuratie via de Setup Utility vindt u in "Thin Client configureren"
op pagina 9.
U kunt configuratiefouten oplossen door de setup utility te starten en alle
configuratie-instellingen op de standaardwaarden in te stellen. Alle configuratie-
instellingen worden dan verwijderd.
Hardwareproblemen oplossen
27