Instructies Omnipod DASH-systeem
XXXXX
Activeren van een nieuwe Pod
XXXX
Druk op Start
1. Tik op START
WAARSCHUWING:
• De Persoonlijke Diabetesmanager PDM genereert een automatische herinnering dat u 1,5 uur na een vervanging van een Pod uw bloedglucose moet
meten. Als de canule niet goed is ingebracht, kan er hyperglykemie optreden.
• Controleer of u insuline voelt of ruikt, dit kan erop wijzen dat de canule is losgeraakt.
• Injecteer NOOIT insuline (of iets anders) in de vulpoort als de Pod op uw lichaam zit. Dit kan resulteren in een onbedoelde of
onderbroken insulinetoediening.
• Controleer of de canule niet uit de beschermlaag van de pleister steekt nadat de naalddop is verwijderd.
Als de Persoonlijke Diabetesmanager tijdens het proces weer in de slaapstand komt,
houd dan de aan/uit-knop ingedrukt om weer door te gaan.
20
2. Controleer of de Pod
stevig op uw lichaam is
aangebracht en
tik dan op BEVESTIG
- Raadpleeg voor de
beste techniek het
hoofdstuk Plaatsing
van een Pod in deze
gebruikershandleiding
voor tips over de
locaties en plaatsing.
4. Uw Pod is nu actief!
- De PDM genereert een automatische herinnering
dat u 1,5 uur na een vervanging van een Pod uw
bloedglucose moet meten.
3. De Pod brengt de canule
automatisch in en geeft
een voorvulbolus af om
de canule met insuline te
vullen. Verifieer na het
inbrengen of de canule
goed is ingebracht door
te controleren of de roze
invoegschuifregelaar aan
de voorzijde zichtbaar is
in het venster bovenaan
de Pod