OPTIMUM 8 - OPTIMUM 1931 E
C
- Controle vóór gebruik
4.5 -
S
YSTEEM HELLINGSBEPERKING
Vanaf iedere bedieningspost, waarschuwt een geluidssignaal de gebruiker dat de machine
niet ingevouwen is en zich op een te grote helling bevindt.
O
.:D
PM
E HELLINGSDETECTOR IS ENKEL ACTIEF ALS DE MACHINE NIET INGEVOUWEN IS
Als de machine op een helling staat die steiler is dan ingevoerde helling met structuur in
extentie buiten de opbergstand :
• De bedieningen voor TRANSLATIE en HEFFEN (OMHOOG) zijn gedeactiveerd.
De snelheden voor het afdalen nemen af.
Klap in dit geval de machine volledig in en zet de machine horizontaal op een vlakke
ondergrond alvorens de hefwerkzaamheden uit te voeren.
Om de tiltsensor op grondniveau te testen, voert u de volgende stappen uit :
Stap
Machine in ingevouwen positie op een helling plaatsen die steiler is dan de toegestane helling (Naar
1
verwijzen
2
Controleer of het indicatielampje Verkanting is opgelicht ( 27).
4.6 -
S
NELHEIDSBEPERKING BIJ VERPLAATSING
De translatiesnelheid is proportioneel aan de bediening tot de maximale snelheid (machine in
lage stand)
Indien de machine niet in de lage stand staat, kunt u uitsluitend gebruik maken van de
microsnelheid.
4.7 -
E
LEKTRONISCHE TOERENREGELAAR
De machines zijn uitgerust met 2 elektronische snelheidsvariatoren die zijn ingesteld voor
elke functie en die vermogen leveren voor elke motor.
Wissel de toerentalregelaars van de machines niet om.
4.8 -
R
EMMEN VAN DE MACHINE
Als de stroom is afgesloten, stopt de machine automatisch.
De werkprestaties kunnen verminderen bij :
• Het afrijden van een hobbelige helling.
• Versleten banden.
• Vochtige of gladde ondergronden.
Controleer of de remmen automatisch werken als de Drive joystick in de vrije stand wordt
gezet.
4001070310
D a g e l i j k s e c o n t r o l e
Hoofdstuk B 4.1 Technische kenmerken).
E 06 .21
Handeling
.
NL
59
A
B
C
D
E
F
G
H
I