PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
6
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening
(zonder
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
6-11
DAU47551
2
3
1. Motoroliepeilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
vast
te
1. Olievuldop
1
voor
minimumniveau
1