6−3. Foutopsporing:
Probleem
Er wordt geen draad aangevoerd;
er is openspanning beschikbaar.
De toevoer van draad is onregelmatig.
Motor loopt langzaam.
Er komt draad uit als de jog-schakelaar
wordt ingedrukt, maar niet wanneer de
pistoolschakelaar wordt ingedrukt.
Er stroomt geen gas of het gas blijft
doorstromen; de draadtoevoer loopt
door.
De draad blijft onder spanning staan na-
dat de schakelaar is losgelaten.
De schakelaar van het pistool wordt
ingedrukt; er stroomt geen gas, er komt
geen spanning op de draad, er is
draadtoevoer.
Geen aflezing op het display.
Er
ontbreken
onderdelen
displayprint.
De lasspanning op het display is niet
nauwkeurig.
Wanneer er niet wordt gelast −
Spanningsweergave wisselt tussen drie
streepjes op beide displays.
Wanneer er niet wordt gelast −
Spanningsweergave wisselt tussen CC
en openspanning.
De lasstroomsterkte op het display is
niet nauwkeurig.
De informatie over de software en de
lastijd op het display is niet nauwkeurig.
OM−264 234 Pagina 26
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen.
Kijk de stekker van de pistoolschakelaar na.
Kijk de schakelaar van het pistool na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van het psitool.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol (zie Hoofdstuk 4−6).
Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt.
Vervang de contacttip of de geleiding. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van het pistool.
Vervang de aandrijfrol en gebruik het juiste formaat en type (zie Hoofdstuk 4−6)
Onjuist formaat of versleten draadgeleiders (zie Hoofdstuk 4−6)
Controleer de koolborstels van de draadaanvoermotor.
Naafspanning te hoog ingesteld (zie hoofdstuk 4−10)
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Controleer de contacttip of de draaddoorvoerspiraal en vervang deze indien nodig.
Naafspanning te hoog ingesteld (zie hoofdstuk 4−10)
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Kijk de aansluiting van de pistoolschakelaar na bij de draadtoevoer. Kijk de draden van de
pistoolschakelaar en schakelaar na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Verhelp de verstopping in de gasslang of vervang de slang.
Verhelp de verstopping in het laspistool.
De verstopping uit het filter verwijderen (zie Hoofdstuk 6−2).
Kijk de gasklep na.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Als er binnen 3 seconden geen lasboog wordt gevormd nadat de pistoolschakelaar is ingedrukt, voert
het apparaat draad aan zonder lasspanning en gas. De unit zal ongeveer 10,7 meter (35 voet) draad
aanvoeren en dan met de aanvoer stoppen. Dit is om te voorkomen dat de draad volledig van de spoel
afloopt, wat gebeurt bij een beschadigde toorts.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Vervang de displayprint.
op
de
De lasspanning op de displayprintplaat geeft de lasspanning bij de draadaanvoerunit aan. Vanwege
spanningsval in de laskabels is de lasspanning bij de draadaanvoerunit niet gelijk aan de lasspanning
bij de lasstroombron. Vanwege de berekening van de gemiddelde lasspanning is de weergegeven
spanning bij de draadaanvoerunit mogelijk niet nauwkeurig als de lastijd korter is dan 8 seconden.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
De lasstroomsterkte die op het draadaanvoersysteem wordt aangegeven komt niet exact overeen met
de lasstroomsterkte die op de lasstroombron wordt aangegeven.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Neem contact op met een door de fabriek erkende serviceagent.
Oplossing