4−9. Keuze van kabeldiameters*
Schakel de netstroom uit voordat u de kabels aansluit op de laskoppelingen.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te dunne of gerepareerde kabels.
OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de stroombron
30 meter van de Smart Feeder is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de kolom voor 60 m bij het
bepalen van de kabelafmetingen.
OPGELET − De Smart Feeder gebruikt minder dan 200 A van de stroombron. Gebruik de volgende laskabelafmetingen. De werkstukkabel vanaf de
Smart Feeder moet zo kort mogelijk zijn voor de beste prestaties bij Pulserend MIG- en RMD-lassen.
Laskabelafmetingen** en maximale totale kabellengte (koper) in lasstroomkring ***
30 m of minder
10 − 60 % in-
Lasstroom
schakelduur
2
AWG (mm
)
200
2/0 (70)
Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
*
die één maat dikker is.
** De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
( ) = Bij metrische kabels gelden de kabeldiameters in millimeters
*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de leverancier. De Amerikaanse
telefoonnummers zijn 920−735−4505 (Miller) en 1−800−332−3281 (Hobart).
Aantekeningen
OM−264 234 Pagina 16
45 m
60 − 100 %
inschakeld-
uur
2
AWG (mm
)
2/0 (70)
2/0 (70)
60 m
70 m
10 − 100 % inschakelduur
AWG (mm
2/0 (70)
2/0 (70)
90 m
105 m
2
)
2/0 (70)
3/0 (95)
Ref. S−0007−L 2015−02
120 m
3/0 (95)