BELANGRIJK: Tijdens het gebruik van de hoofdaandrijving moet de buitenboordmotor worden vastgezet zodat
hij niet op en neer springt. DOOR OP EN NEER SPRINGEN KUNNEN DE BUITENBOORDMOTOR EN DE
BOOTSPIEGEL WORDEN BESCHADIGD.
Instructies alvorens te starten
1.
Sluit de brandstofconnector aan op de motorconnector. De pijl op de pompbal moet naar de motor wijzen.
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen
ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
2.
Draai de ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop los.
3.
Voer brandstof toe aan de carburateur door in de pompbal te knijpen totdat deze hard wordt.
a
BEDIENING
KENNISGEVING
b
a -
b -
c -
c
37714
41508
37518
naar brandstoftank
naar motor
stroomrichting brandstof
48