de vulplug en de controleplug en laat al het
smeermiddel weglopen
Figuur 86
1. Vulplug
2. Opening van vulplug
(smeermiddel planeetwiel)
3. Opening van controleplug
(smeermiddel planeetwiel)
3.
Controleer de aftapplug en de vulplug op
metaaldeeltjes.
Als er metaaldeeltjes op de aftapplug en de
vulplug zitten, moet u de planeetwielaandrijving
repareren.
4.
Controleer de O-ringen van de aftapplug, de
vulplug en de controleplug op schade.
Indien de O-ring(en) beschadigd is/zijn, moet u
deze vervangen.
5.
Plaats de aftapplug.
6.
Plaats een opvangbak onder de remkast,
verwijder de aftapplug en laat al het
smeermiddel in de bak lopen
Figuur 87
1. Aftapopening (remkast)
7.
Breng de aftapplug aan in de remkast.
(Figuur
86).
g238951
4. Opening van aftapplug
(smeermiddel planeetwiel)
5. Aftapplug
6. Controleplug
(Figuur
87).
g238950
2. Aftapplug
Planeetwielaandrijving met
hoeveelheid smeermiddel
0,62 liter; zie
Aanbevolen smeermiddel van de
planeetwielaandrijving (bladz. 66)
De planeetwielaandrijving vullen
met smeermiddel
1.
Giet traag de aanbevolen transmissieolie in de
opening van de vulplug; zie
smeermiddel van de planeetwielaandrijving
controleren (bladz.
Het smeermiddel moet tot onderaan de
schroefdraad in de opening van de controleplug
komen.
Belangrijk:
Als de planeetwielaandrijving
vol is voordat u de aanbevolen hoeveelheid
smeermiddel hebt toegevoegd, moet u 1
uur wachten of de plugs monteren en de
machine ongeveer drie meter verplaatsen
om het smeermiddel over het remsysteem te
verdelen. Verwijder vervolgens de plugs en
voeg het resterende smeermiddel toe.
2.
Laat het smeermiddel 10 minuten zakken,
controleer het peil van het smeermiddel en voeg
indien nodig smeermiddel toe tot het peil tot
onderaan de schroefdraad in de opening van de
controleplug reikt.
3.
Plaats de vulplug en de controleplug; zie
Figuur 85
in
Het smeermiddel van de
planeetwielaandrijving controleren (bladz.
4.
Herhaal stap
planeetwielaandrijving aftappen (bladz.
67)
en
De planeetwielaandrijving vullen
met smeermiddel (bladz. 68)
planeetwielaandrijving aan de andere kant van
de machine.
Toespoor van voorwiel
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
De afstand tussen de voorste middellijn van de wielen
moet 0 tot 3 mm korter zijn dan de afstand tussen de
achterste middellijn van de voorwielen.
1.
Controleer de banden en breng ze op spanning;
zie
Bandenspanning controleren (bladz.
2.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant
van de wielen
68
Figuur 85
66).
Het smeermiddel van de
voor de
(Figuur
88).
in
Het
66).
24).