Nederlands
8.3 Inbedrijfname van de installatie
Nadat alle voorbereidingen en controlemaatrege-
len in paragraaf 8.1 zijn uitgevoerd, moet de
installatie met de hoofdschakelaar worden inge-
schakeld en de regeling op automatisch bedrijf
worden ingesteld. De druksensor meet de aanwe-
zige druk en geeft een overeenkomstig stroom-
signaal door aan het regelsysteem. Als de druk
lager is dan de ingestelde inschakeldruk, schakelt
het regelsysteem afhankelijk van de ingestelde
parameters en het regelingstype eerst de basis-
lastpomp en indien nodig de pieklastpomp(en) in,
totdat de verbruikersleidingen met water gevuld
zijn en de ingestelde druk is opgebouwd.
WAARSCHUWING! Gevaar voor de gezondheid!
Als de installatie tot nog toe nog niet is
gespoeld, dient deze direct zonder vertraging te
worden doorgespoeld (zie paragraaf 7.2.3).
8.4 Buitenbedrijfstelling van de installatie
Als de drukverhogingsinstallatie voor onderhoud,
reparatie of andere maatregelen buiten bedrijf
gesteld moet worden, dient u als volgt te werk te
gaan:
• Spanningstoevoer uitschakelen en tegen onbe-
voegde herinschakeling borgen,
• Afsluitarmatuur voor en achter de installatie slui-
ten,
• Membraanexpansievat aan de doorstromingsar-
matuur afsluiten en leegmaken,
• Installatie eventueel compleet leegmaken.
20
9 Onderhoud
Om optimale bedrijfsveiligheid te waarborgen bij
zo laag mogelijke bedrijfskosten raden wij aan de
drukverhogingsinstallatie regelmatig te controle-
ren en te onderhouden (zie norm DIN 1988).
Geadviseerd wordt om hiervoor een onderhouds-
contract met een vakspecialist of met onze cen-
trale servicedienst af te sluiten. De volgende
controles dienen regelmatig uitgevoerd te wor-
den:
• controle van de bedrijfsgereedheid van de
drukverhogingsinstallatie,
• controle van de mechanische afdichtingen van de
pompen. Voor de smering hebben de mechani-
sche afdichtingen water nodig, dat ook in kleine
mate uit de afdichting kan uittreden. Als er opval-
lend veel water uittreedt, moet de mechanische
afdichting worden vervangen,
• controle van het membraanexpansievat (optio-
neel of toebehoren) (aanbeveling: om de 3 maan-
den) op de juist ingestelde voordruk en dichtheid
(zie Fig. 3 en 4).
Voorzichtig! Gevaar voor materiële schade!
Bij een verkeerde voordruk kan niet gegaran-
deerd worden dat het membraanexpansievat
goed werkt. Dit heeft een grotere slijtage van de
membranen tot gevolg en kan leiden tot storin-
gen in de installatie.
Ter controle van de voordruk:
• het reservoir aan de waterzijde drukloos maken
(doorstroomarmatuur sluiten (A, Fig. 3) en het
restwater via de afvoer laten wegvloeien
(B, Fig. 3)),
• de gasdruk op het ventiel van het membraanex-
pansievat (boven, beschermkap verwijderen) con-
troleren met een luchtdrukmeter (C, Fig. 3),
• corrigeer de druk indien nodig door bijvullen van
stikstof (PN 2 = pompinschakeldruk Pmin vermin-
derd met 0,2 – 0,5 bar of waarde volgens de tabel
op het reservoir (Fig. 4) - Wilo-servicedienst). Bij
een te hoge druk stikstof laten ontsnappen via het
ventiel.
Bij installaties met een frequentie-omvormer
moeten de in- en uitlaatfilters van de ventilator bij
sterke vervuiling worden gereinigd.
Als de installatie langere tijd buiten bedrijf gesteld
wordt, de stappen nemen die onder 8.1 zijn
beschreven en de pomp door het openen van de
aftappluggen aan de pompvoet leegmaken.
WILO SE 09/2021