CONTROLLERCONFIGURATIE
STAP 5: INSTELLEN VAN DE ONDERGRENS VOOR HET
GEVRAAGDE VERWARMING TEMPERATUUR
STAP 6: INSTELLEN VAN DE BOVENGRENS VOOR HET
GEVRAAGDE VERWARMING TEMPERATUUR
STAP 7: INSTELLEN VAN DE GEWENSTE
VERWARMINGSTEMPERATUUR
Bij schema met standpijpregeling het symbool voor de
aanvoertemperatuur is uitgestald.
Gebruiksaanwijzing
Met de knoppen
de gevraagde temperatuur in de verwarmingsmodus
instellen. Bevestig de instelling door op te drukken
Als u per ongeluk de verkeerde ondergrens heeft
ingesteld, kunt u terugkeren naar de instelling van de
ondergrens door op te drukken
Later kunt u de ondergrens van de gevraagde
verwarmingstemperatuur wijzigen met de
serviceparameter S2.1.
Met de knoppen
de gevraagde temperatuur in de verwarmingsmodus
instellen. Bevestig de instelling door op te drukken
Als u per ongeluk de verkeerde bovengrens heeft
ingesteld, kunt u terugkeren naar de instelling van de
bovengrens door op te drukken
Later kunt u de bovengrensinstelling van de
gevraagde verwarmingstemperatuur wijzigen met
de serviceparameter S2.2.
Met de knoppen
temperatuur instellen. in verwarmingsmodus.
Bevestig de instelling door op te drukken
Mocht u per ongeluk de verkeerde instelling hebben
aangevraagd temperatuur kunt u terugkeren naar de
gewenste temperatuurinstelling door op te drukken
Later kunt u de gevraagde verwarming wijzigen
temperatuur in het menu Gevraagde temperaturen.
INITIËLE
en
U kunt de ondergrens van
.
en
U kunt de bovengrens van
.
en
U kunt de gevraagde
NL
.
.
.
.
9