Opmerking ls de vervangen buffer buiten het ± 0,2 pH-bereik van de ge-
kalibreerde buffers ligt, kunt u deze buffer tijdens de volgende
kalibratie selecteren.
Werken met aangepaste buffers
Indien een aangepaste buffer werd geselecteerd in het SETUP menu, kan dit
gekozen worden door tijdens kalibratie naar de buffer-
waarde te navigeren met de pijltjestoetsen. De C1 of C2
boodschap zal verschijnen.
Druk RANGE om de aangepaste bufferwaarde in te
stellen. De waarde van de buffer zal beginnen knipperen,
gebruikt dan de BOVEN/ONDER pijltjes om de waarde te
veranderen.
Na vijf seconden wordt de bufferwaarde bevestigd. Klik
op het rechtste pijltje om deze waarde opnieuw aan te
passen.
Opmerking De waarde van de aangepaste buffer kan na de kalibratie
aangepast worden binnen een ± 1.00 pH bereik rond de buf-
ferwaarde.
Eerste kalibratiepunt
Bij het uitvoeren van een nieuwe kalibratie of tijdens het toevoegen van een
nieuw kalibratiepunt, heeft u de keuze hoe het eerste kalibratiepunt zich zal
verhouden ten opzichte van andere kalibratiepunten. Dit kan gekozen wor-
den in het SETUP menu bij parameter FIRST CALIBRATION POINT. De twee
mogelijkheden zijn dan POINT en OFFSET.
Point zal een nieuwe buffer toevoegen aan een huidige kalibratie en de
helling opnieuw berekenen aan de hand van het nieuwe kalibratiepunt
(normaal).
Offset zal het nieuwe kalibratiepunt als vertrekpunt gebruiken voor de volle-
dige kalibratie en bestaande punten hieraan aanpassen.
Een pH-elektrode herkalibreren is eenvoudig en volgt de
Druk op CAL in de gewenste bufferoplossing en kies de juiste bufferwaarde.
Wanneer een stabiele meetwaarde bereikt is, bevestig met CFM.
Druk hierna op CAL om uit het kalibratiemenu te gaan of blijf kalibreren voor
meerdere kalibratiepunten. Het laatste kalibratiepunt wordt steeds toege-
voegd aan de kalibratiegegevens, ook de GLP informatie zal hiervan weerge-
geven worden.
procedure.
27