moet u controleren of het voertuig waarmee
u het hydraulische systeem wilt inschakelen,
dezelfde of een gelijksoortige vloeistof gebruikt.
2. Maak de twee slangen met snelkoppelingen op beide
voertuigen los van de slangen die zijn bevestigd aan
de beugel van de koppeling (Figuur 79).
1. Snelkoppelslang A
2. Snelkoppelslang B
3. Sluit de twee opstartslangen op het defecte voertuig
aan op de slangen die zijn losgemaakt (Figuur 80).
Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af.
1. Losgemaakte slangen
4. Sluit de twee slangen op het andere voertuig aan op
de koppeling die nog in de beugel van de koppeling
zit (sluit de bovenste slang aan op de bovenste
koppeling en de onderste slang op de onderste
koppeling) (Figuur 81). Sluit de niet-gebruikte
aansluitingen af.
Figuur 79
Figuur 80
2. Opstartslangen
1. Opstartslangen
5. Houd alle omstanders uit de buurt van de voertuigen
6. Start het tweede voertuig en de zet de hefhendel in
de stand Omhoog. De defecte laadbak wordt nu
opgehaald.
7. Zet de hydraulische hefhendel in de neutraalstand en
zet deze vast met de vergrendeling.
8. Monteer de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken
hefcilinder. Zie De laadbakbeveiliging gebruiken.
Opmerking: Zet de motoren van beide voertuigen
uit en beweeg de hefhendel naar voren en naar
achteren om de druk in het systeem op te heffen en
de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken.
9. Als u klaar bent, maakt u de opstartslangen los
en sluit u de hydraulische slangen aan op beide
voertuigen.
Belangrijk: Controleer het niveau van de
hydraulische vloeistof in beide voertuigen
voordat u uw werkzaamheden hervat.
63
Figuur 81