1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een
schone doek. Steek de peilstok in de buis. Let
erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de
peilstok eruit en controleer het oliepeil.
Figuur 15
1. Peilstok
3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop
(Figuur 17) losmaken van het klepdeksel en
voldoende olie bijvullen totdat het peil de
Vol-markering op de peilstok bereikt.
Figuur 16
1. Dop van vulbuis
Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok
verwijderen voor een goede ontluchting. Vul de olie
langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het
peil. Niet te vol vullen.
Belangrijk: Als u motorolie bijvult, moet u
ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen
de vulinrichting en de vulopening in het
klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 17.
Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht
ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in
de ontluchtingsinrichting terechtkomt.
1. Let op de afstand
4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Brandstof bijvullen
Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of
biodieselbrandstof met een laag (<500 ppm) of ultralaag
(<15 ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet
minimaal 40 zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die
binnen 180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u
verzekerd bent van verse brandstof.
Inhoud brandstoftank: 25 liter.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij
temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof
(nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen
onder -7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage
temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager
stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert
de kans dat de filters verstopt raken.
Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen
boven -7 °C zal bijdragen aan een langere levensduur
van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.
Belangrijk: Gebruik geen kerosine of benzine
in plaats van dieselbrandstof. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot
beschadiging van de motor.
23
Figuur 17