met inktpatronen werken
Controleer of u het volgende bij de hand hebt:
•
Wattenstokjes of ander zacht materiaal dat niet loslaat en geen vezels
achterlaat (bijvoorbeeld een schoon stuk katoen).
•
Gedistilleerd water, gefilterd water of bronwater (water uit de kraan
kan deeltjes bevatten waardoor de inktpatronen kunnen worden
beschadigd).
1
Zet het apparaat aan en open de toegangsklep voor de wagen.
2
Nadat de wagen met inktpatronen naar het midden van de printer is
gegaan, haalt u de stekker van het zwarte netsnoer van het apparaat
uit het stopcontact.
3
Trek de vergrendeling omhoog om de inktpatroon te ontgrendelen en
trek deze vervolgens uit de sleuf.
4
Controleer de contactpunten van de inktpatroon op aangekoekte inkt
en vuil.
5
Dompel het wattenstokje in gedistilleerd water en knijp overtollig
water van het wattenstokje.
6
Houd de inktpatroon vast aan de zijkanten.
7
Maak de contactpunten schoon.
8
Plaats de inktpatroon terug in de houder en sluit de vergrendeling.
9
Herhaal deze procedure, indien nodig, voor de andere inktpatroon.
10
Sluit de klep en steek de stekker van het apparaat weer in het
stopcontact.
Omdat u een inktpatroon uit de houder hebt gehaald, dient u de
inktpatronen opnieuw uit te lijnen.
11
Als het bericht op het bedieningspaneel wordt weergegeven, drukt u
op Enter om de patronen uit te lijnen.
12
Volg de procedure die wordt beschreven in patronen uitlijnen op
pagina 36.
hp psc 2100 series
37