SATEL
CODE – gebeurteniscode, na ontvangst ervan zal de notificatie van de gebeurtenis worden
verzonden. Voor het 4/2 formaat, voer 2 karakters in (cijfers of letters van A tot F). Voor
het Contact ID of SIA formaat kunt u de code editor gebruiken. Om het code editor venster
te openen, klikt u
GEBEURTENIS – gebeurtenis omschrijving. Dit veld heeft betrekking op de SIA en Contact
ID formaten. Deze wordt automatisch aangevuld na het invoeren van de code in het
"CODE" veld.
Z/M/G – zone nummer / module / gebruiker welke in de ontvangen code dient te zitten zodat
de module een notificatie van de gebeurtenis kan verzenden. Dit veld heeft betrekking op
de SIA en Contact ID formaten.
R – de optie is van toepassing op het Contact ID formaat. Indien ingeschakeld verwijst de
ontvangen code naar een herstel / inschakeling gebeurtenis. Indien uitgeschakeld verwijst
de ontvangen code naar een nieuwe gebeurtenis.
Push – gebeurtenis actie. U kunt de volgende acties toewijzen: 1: Alarm / 2: Activering /
3: Hersteld / 4: Uitgangen sturing / 5: Ingang overbruggen / 6: Diagnose / 7: Overige /
8: Push naar iedereen. Als u 0:Uitgeschakeld aan de gebeurtenis toewijst, verzendt de
module geen push meldingen over deze gebeurtenis. Klik op het veld en voer een cijfer
van 0 tot 8 in of selecteer de categorie in de lijst.
U1...U8 – definieer de gebeurtenissen waarover een bepaalde gebruiker per e-mail wordt
geïnformeerd (zie "Gebruikers" p. 41). Als de gebruiker op de hoogte dient te worden
gesteld van een bepaalde gebeurtenis, schakelt u het selectievakje in de rij met de code
van deze gebeurtenis in. Klik op de kolomkop (bijv. U1) om het menu te bekijken waarmee
u alle selectie vakjes kunt in- en uitschakelen en de selectie in de kolom kunt omkeren.
E-mail/Push bericht – de tekst van het e-mailbericht / push-bericht dat wordt verzonden
nadat de geselecteerde gebeurtenis code is ontvangen. Het bericht kan uit max. 32
karakters bestaan.
Afb. 28. "Gebeurtenis geheugen" tabblad.
in het veld "Gebeurtenis".
ETHM-A
37