SATEL
6.8
Communicatie
Module sleutel – een reeks van tekens voor identificatie van de module. U kunt maximaal 16
alfanumerieke karakters invoeren (cijfers, letters en speciale tekens). Spaties mogen
gebruikt worden maar één karakter dient te verschillen met de spatie. Programmeer nooit
dezelfde identiteit voor meerdere modules. Communicatie tussen het GX Soft programma
en de module is mogelijk indien de sleutels in het programma en de module identiek zijn.
Module – type en versie van de module firmware.
MAC – module hardware adres.
ID – een individueel identificatie nummer module voor communicatie met de SATEL server
(deze wordt automatisch toegewezen door de SATEL server). Klik
bekijken.
IP adres – module IP adres.
Subnet mask – de subnet mask waarin de module werkt.
Gateway – het IP adres van het netwerk waardoor andere apparaten in het lokale netwerk
met andere apparaten in andere netwerken kan communiceren.
6.8.1
SATEL server
GX Soft verbinding toestaan – indien de optie ingeschakeld is kan via de SATEL server
verbinding worden gemaakt tussen het GX Soft programma en de module.
GX Control verbinding toestaan – indien de optie ingeschakeld is kan via de SATEL server
verbinding worden gemaakt tussen de GX Control applicatie en de module.
Push notificaties – indien de optie ingeschakeld is kan de GX Control applicatie u van
informatie voorzien over gebeurtenissen via push notificaties.
6.8.2
Externe verbinding met GX soft
Directe verbinding – als deze optie is ingeschakeld, is het mogelijk om via Ethernet een
directe verbinding tot stand te brengen tussen het GX Soft-programma en de module.
ETHM-A
Afb. 24. "Communicatie" tabblad.
29
om het nummer te