26
6.6.1
Status
sensor niet gebruikt (niet geïdentificeerd – zie "Sensoren identificeren" pag. 26).
normale status. Klik om de sensor te overbruggen.
L of H drempelwaarde overschreden. Klik om de sensor te overbruggen.
sensor overbrugd. Klik om om de sensor uit overbrugging te halen.
sensor storing.
De knoppen worden weergegeven indien het programma verbonden is met de module.
De temperatuur geregistreerd door de sensor wordt onder de knop weergegeven.
(Plus minus de correctie waarde – zie "Correctie").
6.6.2
Instellingen
– klik om de opties weer te geven. Met deze opties kunt u de geselecteerde kolommen in
de tabel verbergen / weergeven en de kolommen aanpassen aan de inhoud of aan de
breedte van het venster.
Sensor naam – individuele naam van de sensor aangesloten op de bus (tot 16 karakters).
Sensor ID – individueel identificatienummer van de sensor. Het nummer is opgeslagen in het
geheugen van de sensor. Het ID wordt door de module gelezen na het starten van de
sensor identificatie functie.
L Drempelwaarde – de onder drempel voor de sensor. Indien de temperatuur beneden de
ingestelde waarde komt (min de tolerantie) dan zal de module een drempelwaarde
overschrijding registreren. U kunt temperaturen programmeren van -55°C tot 125°C.
Indien er geen waarde gedefinieerd is, dan wordt de temperatuur drempelwaarde niet
gecontroleerd.
H Drempelwaarde – de bovendrempel voor de sensor. Indien de temperatuur boven de
ingestelde waarde komt (plus de tolerantie) dan zal de module een drempelwaarde
overschrijding registreren. U kunt temperaturen programmeren van -55°C tot 125°C.
Indien er geen waarde gedefinieerd is, dan wordt de temperatuur drempelwaarde niet
gecontroleerd.
Tolerantie – de waarde waardoor de respons van de module wordt vertraagd. De module zal
een drempelwaarde overschrijding registreren als de temperatuur onder de L
drempelwaarde komt, min de tolerantie of boven de H drempelwaarde komt, plus de
tolerantie. De module zal een herstel registreren als de temperatuur boven de L
drempelwaarde komt, plus de tolerantie of onder de H drempelwaarde komt, min de
tolerantie.
Correctie – de waarde waarmee de sensor gemeten temperatuur wordt gecorrigeerd door
de module. U kunt elke waarde programmeren van -55°C tot 125°C. De positieve waarde
wordt toegevoegd aan en de negatieve wordt afgetrokken van de gemeten temperatuur.
Knoppen
– klik om de positie van de sensor in de lijst te wijzigen.
/
Sensoren identificeren – klik om de identificatie functie te starten voor sensoren die op de
bus aangesloten zijn. De module zal de ID nummers van de sensoren uitlezen. De sensor
ID nummers zullen in het "Sensor ID" veld worden weergegeven.
Indien sensoren zonder indicatie op de bus aangesloten moeten worden, sluit ze dan
één voor één aan en voer elke keer de identificatie functie uit. Op deze manier is het
mogelijk de sensoren zelf te omschrijven.
ETHM-A
SATEL